J 2 5 a l g e m e e n e
k e n , ringswyze in 't ronde, altoos lig-
•gen, I. 216.
Kivier - garnaal, z!e Garnaal, (de klei -
ne::!
Rivier kre eft, de z er lanrk n, met z yne
merkvoaardige'üsran deringen, III. 2Ö7.
D e z e Kre eften woonen voornaamlyk in
rivisren en beeken. 's Winters onthoiiden
ze zieh meeftal in de holen, aan de
oevers, en onder 'r oude hont, dat in
en by het water ilait; doch 's Zomers,
en vooral by zoel VVeer, zsverven zy,
. zo wel by dag als by nacht, in het water
rond, oin htm voedzel te zoeken,
beilaande inzonderheid in andere dieren,
Uli. 270. Deze Kreefc heeft een fpiczen
Kop, een afloopend rond lyf, mec
een iets dikker flaan, en teäens 10
pooten. De Kop gaat tot aan de voore
o f groere, die byna divars doorhet midden
van dat gedeeite loopt, het welke
men den nsajvan den Kreeft noemt. De
sprieun, welke uit veele leden te za.
inen geileld zyn, dienen den Kreeft voornaamlyk
daartoe, dat hy , als hy in de
holen zit, door dezelre terllondgewaarfchouwd
wordt, als hetn iets vyandlyks
nadert. De beide Oogen zyn in zo verre
beweegelyk, dat z ; de Kre eft, naat
vereisch van zaaken, zo wel intrjkken,
als weder uitdryven kan, ald. 173. De
fianrt heeft 5 breede en harde fchaaien
o f gelederen, die over elkander kunnen
• fchuiven, en aan het einde van dezelve
vindt men 5 vlotfchu k ben. De Rivier -
kre eft heeft 10 poeten, vyf op elke
zyde. De 2 voorfte van het lyf zyn altóos
de dikile, en deze hebben bovendien
2 groote en dikke Schaaren. De
2 daarop volgende paaren zyn 'er ook
wel mede voorzien, raaar behalve dat
z e veel dunner zyn, zy hebben ook veet
kleiner fdmren. De 2 laatfte paaren
vertooneii, in plaat3vanfchaaren,lleehts
eene enkcbouwdi^e klaaim - fpits, ald.
274. Niet verre van de plaats, daar
de beide lange Sprieten huniio inleding
hebben, zist men 2 groote en dikketandin,
ivaarraee de Kre eft al zeerh.irde
lichaaraen klein bycen of verniaalen
kan. Achter deze 'Fanden ziet men het
k e elgat. Ter zyde van de tanden befpenrt
man een paar dikke en lange
vreafpit z en, hem dienende ter verm -'alingevan
de fpyze; jeder de'rzelven beflaat
uit 4 leden, ald. 275. Van de
kleine pooten ontdekt men 'aan het If^yf -
je 5 paar, doch aan het Mmnetje maardrie.
Of deze zo paaren, dat de boril van
• den eenen Kreefc op die van den anderen
kome; dan of de een de borll van dem.
anderen met zynen (laart b ede k k e , mögen
z y ons leeren, die zulks hebben gezien,
äld. 277. De Eieren in den Rierltok
zyn drieerlei,- van onderfcheiden grootte
en koleur. Van tydige, welke de
grootile en bruin z yn, ziet men 'er Hechts
weinige; het aancal der geene , die tot
het ti x e eie broed z el beftemd zyn, is
in tegendeel veel grooter, en wegenshunne
oranje-koleur, genoegzaam van
de overige te onderfcheiden. Dikleinße -
zyn meefl: in getal, en geelächiig van
koleur, a'.d. 290.
Rood bandy dezen naam drangt by Lin - -
nieus de don k er - hruine Dagvlin der ,,
met lange, dochfmalle vleugelen, waar.
in 2 groote mturrooda vla k k en ftaan,
IV. 2;. aanm.
Raps, {äe aard bruine,) met zwarte
Jcb ub benola k k en op den rüg, III. 362.
en z . Deze heeft byzondere donkere
fchubächtige vlakken op den rüg, en
haar laatfte lid loopt niet fpits toe,raaar
is rond verheven, en eenigzins opge-'
vvorpen. Op die verhooging is eene
B L A D W y Z E R. t 2 5
g c e l e dwarslinie, en op den hals vindt
men geene zwarte vlakken, ald. 363.
Rups, i_de aariiruine^ met heUere z y.
de'ßre epen, benevens haare verande. -
fing tot in e en Nachtvlinder der twe e -
àe CldJJe, en z . De z e Rups is
van de foort der geene, welke haar
voedzel aan de Kruiden zoeken,- maar
zieh ook, zo dra zy verzadigdzyn ,weer
in de aarde verberger. De volkomen
grootte kan niet wel 2 duim haalen, ald.
434. Haare groiidverwe is recht aard-
•bruin, doch in dezelve zyn ook eenige
geelächtig-bruine vlakken en heldere
fíreepen te vinden. Op ieder zyde naamlyk
loopt, van vooren tot achteren ,een
ilreep als een boordzel: bovendien ziet
raen nog 2 flreepen, van welke die
geene, die naad het gemeide boordzel
i l a a t , dezelfde koleur heeft, cerwyl de
andere donker Oker-geel is. De onder
aan den buik flaande 4 paar ftompe Poo -
ten, hebben eene heldere koleur; maar
de 6 iwrpooten zyn helder en donker
befprenkeld. De holligheid, welke zy,
by haareveranderiiig, inde aardemaakt,
bekleedt ze met een fpin z el, zodanig
met de aarde vermengd, dat het een
• naräbol fchyne, en in dezen verändert
z e , na ettelyke dagen, in eene Pop.
Dezelve is blinkend en hruin-rood van
koleur, en van achteren met een klein
fiaartpunt voorzien. Naa 4 weeken
komt 'er de Flinder uit voort. Deze
pronkt wel mec geen frisfche en bonte
koleuren ; maar deszelfs bovenvleugels
zyn zo fchoon en kcurlyk, met heldere
trekken en linien, in hunnen donkerbruinen
gi'ond, gemarmerd en vercierd,
dac het geene geringe moeite koil, cm
'er eene naauwkeurige afbeelding van te
voltoojen, ald. 435. Alle de heldere
linien en trekken in die bovenvleugels
Q
hebben ter wederzyde nog eene donkerer
bezooming, dan de grondverwe b.
Het Voorlyf, dat dezelfde koleur hec-fc,
laat ons, zo wel aan àea Jialskraag
aan beide de zo genoemde fchouderbla^
den, een helderer boordzel zien, en deze
deelen zyn verheven, en hebben oin
hoog uiclleekende punten. Voor aan
d e n ' K o p , tußchen de beide hairvorraiga
Sprieten, die aan beide de geflachten
eenzelvig zyn, zit nog een paar fnavel -
fpit z en, en tuiTchen dezen zit een camelyk
lange Zuiger, die ilakvormig te zamen
gerold is. De Ondervleugels, benevens
het Achterlyf, hebben eene bruiachtige,
zwart-graauwe koleur, en even
z o ook de Poeten, wier iovenfchen k els,
gemeenlyk, met zo veele hairen nietbezet
zyn, als men die wel by andere foorten
vindt, «/¡li. 436.
Rups, (de beßip pelde blaauwaehtig groe - '
ne,) met den ile ehge elen z yde - ßre ep,
en haare veran dering tot in e en Tracht'
vlinder der twe ede ClaJJèy I. 429. en z .
Deze zoekt haar voedzel op de Kersfen -
boomen, en wordt in de maand Juny op
dezelve enkelvoudig gevonden. Haare
grootfte lengte is meerendeels i-J duira;
en de grondverwe van haar /jf/is byna
doorgaans blaaiiwächtig groen ; terwyl
'er längs ieder zyde van den bulk, van
den Kop af tot aan de Nafchuivers, een
bleek-geele ftreep loopt, die overal even
breed is. De Kop, en de 8 paar Poo -
ten hebben de grondverwe als het Lyf - ,
en alle de ringen of leden zyn met veele
cedere, verheven en blinkende puncen
bezet. By eene harde aanraaking ipuwc
ze een geelachtig vocht uit den bek. By
haare verandering kruipt ze onder de aar.
- de, vervaardigt daarin eene holligheid;
ald. 429. en bereidt zieh, gelyk de Rev
e r s , een harden, en iangwerpig-ronden
® bol.
I:-
iii
: