124 A L G E M E E N E
Bol, in Wiens biraienñe zy in eenedonker
bruine Poj) verändert, welke van
achteren een, na den buili toe overgeboogen,
donlter (laanpunt heeft. Naa
3 maanden verfchynt daaruit de VUnàer.
Deszelfs grondverwe is voornaamlylt
^ bleek olcer-geel en graauw; doch deze
koleuren zyn hier zo aardig vermengd,
dat, ter oorzaake van de daaruit ontftaane
vlakken, de 4 vkugels zo wel,
als het lyf , ons als gemarmerd voorkomen.
leder vlak heeft weer een zeer
teder en donkerer boordzel,inzonderheid
in de Büveniileugelen, waarin 00k, onder
de groóte graauwe vlakken, eenige
Oranje-geele punten en trekken vermengd
zyn; en deze worden insgelyks omtrent
den voorilen rand befpei]rd, als mede
aan den Kop, den hahkraag, en het
acbterße Itti. De Ponten ' hebben de
dgenfle grondverwe van 't lyf , en derzelver
hovenfchenkels zyn met een weinig
vederilof bezct, alä. 430. De Eieren
zyn bleek-geel, byna half rond, doch
van boven eenigzins fpits toeloopende,
en van onderen plat gedrukt, ßU. 431.
aamn.
Rups, (ße lleehgroene^ giaáde^ met
witte ßreepen, met haare verandering
tot in een NmhlvUnder der Iweede
Claße, I. 253. etil:, Deze Rups blyft,
van het Ei sS, tot aan de verandering in
cene Pop, beflendig groen, behalve dat
haare koleur., by toeneemende grootte,
¿eduurig iets bleeker wordt. Men vindt
ze in de maand Auguflm. De grootfte
lengte is zelden boven de i j duim. De
Kop is middelmaatig groot, plat engrasgroen.
De koleur der huid is meeren.
deels groen; ald. 253. maar de ganfche
Kug van boven is zeer bJeek- of zeegroen,
en de beide zyden zyn, tot aan
den onderbuik, nevens de 8 paar iöo-
%m, gras-groen. De bleelc- en donkergroene
gronden worden wederzyds, door
eene fmalle witte linie, van elkand;rai
gefcheiden; en eene dergelyke iets
breeder witte hnie loopt hier van onderen
längs den buik. Wanneer de
tyd haarer veranderinge daar is, maakt
zy een teder en doorzichtig wit Spinzel
onder de bladeren of het gras, en
verändere haare groene huid met een
donker-bruin Poppevlies, en naa eene
maand komt daaruit de l'Under ter
waereld. Alle 4 de Vkugels zyn, by
beide geflachten, gelykvormig getekend,
en rondom uitgefchulpt. Derzelver
grondverwe is wit, en in dezelve
zyn veele graauwe en zwarte cieraaden.
Het voor- en achterlyf, mitsgaders
de hovenfchenkels der Pooten^ zyn
met graauwe bairen bezet en de overige
leden derPöo/«», nevens ¿eSprieten,
zyn insgelyks graauw, ald. 254.
Rups, (de bleek hruinachtige, hliniendeC)
tuet den zwarten Kop, en even zulks
najehuivers en wratjes, heheorende tot
de tiveede ClajJ'e der nachtvUnders, en
geneerende zieh in V vermolmde hout,
III. »42. enz. Zy was 2 duimen lang;
de ringen of leden van haar lyf waren
tamelyk diep ingekorven, en op icder
derzelven zag men omtrent 10 verheve,
blinkende, kleine, zwane ktiopjes of
flippen. De Kop, benevens de hals ,
de nafchuivers en de 2 laatfie Pooten
waren git zwart. De 6 Voorpooten hadden
dezelfde koleur, maar de 8 huikpooten
eene bleek-bruine koleur, zo als
het ganfche Lyf, ald. 243.
Rups, (de hleek-groetie,) die zieh op dt
eiken- en lindeboomen, (als mede op de
Kwetzen- en Perftken-loomen') onthoudt
en vercierd is met 4 geele en eene ixitte
linie, III. 208. enz. en aanm. soj.Haare
B L A D W Y Z E R . m
Te lengte is iJ duim; haar Kof is, naar
geraade van het lyf geileld, tamelyk
groot; doch het laatfte lid overtreft alie
de andere , om deszelfs bochelächtige
hoogte, in grofte en dikte. De Kop
is iets blaauwächiig-groener , dm het
Lyf, en blinkend glad, met een zwart
gebit, en, ter zyde van hetzelve, met
12 kleine knopjes, als zo veele Oog«»,
voorzien. De wederzydfche luchtgaten
zyn wit en zwart bezoomd, «Ä/. 209.
en aanm. De 6 voorlle fpitze klaauwpooten
hebben eene geele koleur, maar
de 8 buikpooten zyn, als de nafchuivers,
groen, ald- 210. Wanneer zy
in eene Pop verändert, fchynt de Rups
in het begin veel eer groen, dan donker-
Tood, doch naderhand wordt ze donker
aardbruin, ald. 209, aamn. Aisdan begeeft
ze zieh in de aarde, maakende
daarin eene ruime holligheid, ennaaverloop
van 10 of 12 dagen verfchynt zy in
de gedaante eener Pop, wier koleur
blinkend rood bruin is, en in de maand
OSober komt 'er de VHndcr uit voort.
Deszelfs voorlyf, kop en beide bovenvleugels
hebben eene helder-graauwe
grondverwe, die echter in de laatften,
aan den buitenrand, in het bruine verdwynt,
doch hier en daar met verfcheide
zwarte en donker- bruine fireepen en
flippen, van ongelyke grootte, vercierd
i s ; hoedanige 'er ook eenige op de
bovenvlakte van het voorlyf worden gezien.
Wo. Achterlyfii, doorgaandebruin,
en de Oudervleugels zyn witachtig,- ald.
2IO. doch aan de inleding bleek-okergeel,
en naby den buitenrand wordt men
eene rei witte flippen gewaar, ald. 2to.
Rups , (de blinkende gladde, bruine ,)
met een helder en Kop, en 5 insgelyks
heldere Untvormige ßreepen, III. 345.
enz. Deze Rups heeft eene fchoone
Kastanje-bruine grondverwe, ald. 34^.
haar lyf loopt na achteren iets fpitzer
toe, en zy is vercierd met 5 even breede
heldere, bruin-geele flreepen, die van
den Kop af tot aan het laatlle lid voortloopen,
en de 8 paar pooten hebben de
eigenfle koleur. De Kop is blinkendgeel,
doch het halslid is aan deszelfs
voorile helft zwart, ald. 34Ö.
'ips, (de bleek-groene,) met witte Linien,
divarsßreepen en flippen, behonrende
tot de tweede Claße der NachtvUnders,
III. dp. enz. in haare natuurlyke
grootte is zy wel een duim lang.
De Kop heeft eene bleek-bruine en glanzige
koleur, doch de Bek eene zwarte.
De grondverwe des Lyfs is bleek-groen,
en in de lengte met 5 witte linien doortoogen;
die orer den Rüg loopr, is de
breedfle, en de ondsrfle by de Pooten
valt nict fterk in 't oog. Alle de inkervingen
zyn ook met wiite linien doortoogen.
• Van onderen wordt de Rups wat
gras-groener, van welke koleur ook de
8 paar Pooten zyn, ald. 69. De grondverwe
der Pop is blinkend bruin-rood,
en aan het laatife lid heeft ze een kort
ßaarlpunt. Naa verloop van 4 wecken
komt 'er de in haar verborgen zittende
Vlinder uit te voorfchyn. Deszelfs
Ondervleugels hebben eene blinkende
graauwe koleur, die by de inleding helderer
wordt, terwyl de buitenrand mei:
een breeden helderen zoom bezoomd is.
Het Aehterlyfheeii wel eene dergelyke
koleur, maar is van achteren en aan de
zyden met een roodachtig geel hairftof
bezet. Het Voorlyf ^mei. eene iets donker
graauwe grondverwe, maar vvordt,
na vooren, gelyk de Kop, oker-geeI,en
is daamevens met eene zwarte en bruine
flep'linie heel aardig omtoogen. De beide
Qogen zyn zwart, en de hairvormige
3 &pri;-