ífíW::
I 7 S A L G E M E E N E
heefc eéne ivitachtige grondíerwe, die
z o wel ili 't geelaciiág-briiine, ais in 'c
graauwe uicloopc. In de^n wítachcigen
grond ontdekt men eene ontelbaare menigce
van zeer tedere,*graauwe punten
en Hippen, üolc zyn 'er in de Bovmvku
¿elsn verfciieíde dezer grooce, hier
en daar, veríírooid ce z ien, doch in de
O'idcrvlsíígsUn ílaat 'er in 'c inidden, na
hec lid toe, maar een. Het ganfche
i j / iieeft dezelfde grondrerweder Vieug
e l e n : aan den Kop zitten 2 zwarte Orí.
gen, en by dezelve een paar liairvormige
Sprietsn, ald. 509.
spxnrup! , (da geelaohtig-groem ,•) der
Pruimeboomen, mes den donksren ruggeßreepf
henevens haare vsrandering
tot in een NacbtaUndsr der der de Cíasf
e , r. 49S. enz. Dize wordc in Juny
o f J'ily gebaoren, groeic zeer langzaiin,
wordt in September, op de bladerender
Praimeboomen, in haare volkomen grooct
e gevonden, en is zelden boven f daini
lang. Haare Kop is rond en gansch
groen. Het ganfche Lyf is ineer geel,
dan groen van grondverwe; en inUden
over den Rug loopt eene tedere, donkere
linie. Van achteren heeft ze maar
a f t o m p s Ponten, van dezelfde grondverwe
ais het lyf; maar de 6 fpitze
Vowpoaten zyn groen, ald. i,>ß. By
haire verandering in September of October
kruipt ze in de fcheuren der boomfchorfe,
of ook onder de bladeren op
den grond, bekleedende zieh aidaar met
een witen doorzichrig Spinzil. Binnen
ettelyke dagen verändert zy in eenePa/»,
w e l l « zieh in het eerll van vooren gto "n,
an van achteren geelachtig-rooJ vertoont;
miar welke kolenren wel haid
donkerer wjrden. Zy is raet een teder
ftiartpunt voorzien. Deze Ptp blyfc,
genieeiilyk, den winter door, cot in't
aanftaande voorjaar liggen, en in Junf
kernt 'er de Nacht-SlinJer uit voort.
Deszelfs grond/erwe is raeeftjl geel
bruinachtig-wit. De Bovenvlsugek zyn,
aan den buitenrand, helder-graauw be-
' zoomd, eil in deszelfs voorlte gedeclte
ziet men veeie donkere punten. Aan
den voorilen rand wordt men eene groote
donker graauwe vlak gewaar, en na
het lid toe ft.iaa eenige heldere vlakken
nevens elkander, achter welken nog
eenige bleeke en tedere dwarsilireepjes te
zien zyn , ald. 499. De OnderDleugels
zyn byna eveneens overdwars geilreept»
en getekend. De Kop is bruin,' de
Sprieten zyn, aan beide de geQachten,
haitvormig; en op ha achterlyf lenoanen
zieh nog eenige dwarsllreepjes of
vlakjes, ald. 500.
Spanrups, (^degraauwacbiig mitte,') met
den geelen buik en zu¡:irte vlakke.i op
den mg , binevem haare virandering
tot ¡1 een Nacbtvllnder der derde Clasf
e , I. 476. eaz. De Eiertjes , waaruit
deze foort van rupfen voortkomen ,
zyn ovaal-rond, in iiet begin blinkend
llroo-geel , doch veranderen in eene
graauw-geele koleur. De Vlinder legt
deze Eieren (nieerendeels in Jugußus,')
8 , 12, 16, nieer of minder, tuifchen
de ribben der oadjrzyde van de Steekof
St. Jans-bezien-bladeren, doch nooit
aan den llam of takken zelve. Naa 12
o f 14 dagen, gemeenlyk in het begin
van September, komen de rupsjes, ter
grootte van eene linie, te voorfchyn ,
en zyn donker-graauw, en tulTchen de
ringen iets geelachtig-graauw; miar
hebben reeds een zivarten Kop, en dergelykegevlaktePo
««», ald. 476. aatim,
Naa 1 2 dagen vervellen ze voor de eerfte
maal, en voorts naa 12 dagen anderraial,
waarop ze de winterkwartieren zoeken,
o f
B L A D W Y Z E R . 1 7 9
o f onder het afgevallen loof, of in de
fcbeuren en Ipleeten der flammen en
takken, alwaar ze blyven, tot dat het
vooijaar haar weder nieuwe fpys verfchaffe.
ISaa dien tyd vervellen ze nog
2 maal, ald. 477. aanm. Haare lengte
kan, in den volwaflen flaat, naauwlyks
I5 duim uitmaaken. De grondverw
e dezer rupfe is uitachtig. Over den
ganfchen Rtig, in de lengte , loopt 'er
eene rei ongelyk van elkander ftaande
zwarte vlakken. De ganfche Buik is
falfraan-geel, en in deze koleur ziet men,
ter wederzyde van het lyf, een regel
zwarte punten van ongelyke grootte:
ook is het lyf met weinige, zeer tedere
zwarie hairtjes bezet. De 6 fpitze
Voorfodten zyn zwart. Het laatfte paar
Poeten, benevens de Nafchuivers, zyit
van gelyke geele koleur, als de buik ,
ald. 477. Ten tyde der veranöeriDge
maakt ze zieh aan een blad, flam of
wand, met haar achterfle l id, door eenig
e draaden, vast, weeft dan een zeer
wydluftig wit Spinzel om zieh heen, en
wordt eene Pop, welke eerll volkomen
blinkend-geel is, als of zeverlakt wäre;
maar kort daatna donkerer wordt, ald.
478. en aarm. Naaomtrent 3 weeken,
naar mante dat het Weer kouder of warmer
is, komt 'er de Vlinder uit te voorfchyn.
De grondverwe van deszelfs
hovenvleugelen is w i t , en daarin zyn veele
zwarte vlakken en geele flreepen te zien.
D e grond des Ondefvleugehiz insgelyks
wie, doch een weinig graauwachtiger ,
dan die der hovenvleugelen. De buitenrand
is ook met zwarte, doch eenigzins
bleeker vlakken, bezoomd ; van welke
vlakken men ook eenige^ hier en daar,
in den vleugel verftrooid ziet, ald. 479.
D e Kop is zwart-btuin, gelyk ook de
hairvormige Sprieten zyn. Het ganfche
Fcor- en AcUerlyf is faffraan.gcel, en
Over den rug met zwarie vlakketj vercierd,
zo dat 'er op het voorlyf 2 , en
op het achterlyf 6 of 7 geteld worden.
D e 6 Pooten zyn kort aan 't lyf geelacht
i g , en voor 't overige zwart, «Ä480.
Spanrups, (degrootebruinachtig-graauwe,')
met den platten Kcp, benevens
haare verandering tot in een ¡Slacbt~
vlinder der derde ClaJJe, I. 501. erz.
Deze wordt op de Peerehoomen gevonden
in de maand Mai, ald. 501. en
haare volle lengte maakt volkomen 2
duinien uit. De Kop is van vooren
gansch vlak en plat, vertoonende een
driehoek, in wietis onderlle gedeeltede
bek ftaat. Het Lyf is vol rimpels en
vouwen. Door de vermenging van het
graauwe, bruine en okergeele, vertoont
deze Rups de koleur van een dor
takje. Boven over den Kop is een donkere
dwarsltreep, en ter wederzyde zyn
een paar golvende dwarsflreepen naar de
lengte, door de 3 eerlle ringen, getoogen.
Op alle de vclgende ringen wordt
men eenige kleine verheve puntjes ge.
waar, welke deels helder, deels donker
van koleur zyn. De middelite ringheeft,
op ieder zyde, in een helderenofgraauwen
grond, een donker-bruinen dwarsflreep,
die in de lengte uitloopt; en
dergelyke zyn ook op den Nafchuiver of
laatften ring te zien. Het achterfle paar
breede, en het volgende paar ftompe
Pooten hebben, zo wel als de 3 paar
fpitze, eenerleie koleur. met het lyf, ald.
503. By haare verandering maakt zy,
onder de bekraagde bladeren, een Spinzel
om zieh heen, en verändert, binnen
8 dagen, in eene Pop, vikr achterlyf
fchoon bhnkend, bruin-rood van koleur
i s , doch het t't)C^/3/'donkercr, en meer
zwart-bruin, het laaiflehdmeteenflaart-
Z 2 punt