I
h .»ivir .»f;
• • •
I i - : - . ; .
IM'
i(>5 a l g e m e e n e
Schildkever, (de kleine zvjarte,') inet 2
roode vlakkert, hmevem zyn •aorm en
ásszdfs verandering, II. 136. Deze
Worm wordt op de Wolle-wilgebladei
en, en ook op andere llruikgewalTen
gevonden. Zyn L-jf is vevheven verw
u l f d , en tamelyk breed: het is dermaace
met Ilekellpitzen bezet, dat hy
byna een Egel gelyke, hoewel mentusfehen
deze fpiizcn de oker- of geelbruine
gtondserwe bcfpeuren könne.
D e Kop is zeer klein, en de 6 Poolm
zyn tamelyk kort en teder. Naa 2 dagen
veranderde de Worm in eene Vop, wier
voorlle deel zwart, enhetoverigegroocíle
deel donker-bruin is. Naa verloop
van 14 dügen komc ule dezelve de kleine
vl-ikke en breede Schildkever te voorfebyn.
Deze is zwart-blinkend van kol
e u r , en heefc, in 't midden zyner bovcnvlakte,
2 boogroode, naaft elkander
ftaande vlakken. De Kop^ enhet¿«/í-
Jcbild zyn, gelyk de s Spiieíen, en de
ó Footen zeer klein en kort, ald. 136.
ScbiUksver, (de op de groote. dißelenzicb
onthmdendebenetens zyn met flekels
bezet ten worm en deszelfs veranderina,
I[. 139. enz. Mcze íForni draagt, áltoos
eene bniine klont, als een Parafol
hoven zieh, welke aan de beide aehterfte
en langfie fpitzen valí kleeft. Deze
klont is iiiet anders, dan de drek of
Vüiligbeid van den worm, die 'er zieh
aan gehecht heeft. Wanneer hy van alle
vuiligheid geztiiverd is; dan wordc
zyne koleur bleek-graauwachtig-groen.
Het Lyf is in den omtrek byna ovaalrond
, doch loopt van achteren iets puntig
toe. De Kop is zwart en niet zeer
' groot. De Worm heeft, van den kop
af tot aan hct achtereinde, op ieder zyd
e , 16 fpHzen, die alle, de 2 laatfte
«itgezonderd, bykans even lang zyn.
Voor zyne verandering vreet hy in 2 0
3 dagen niets meer, en eindlyk veribhynt
hy in de gedaante van eene
Pop. Haar Voorljf is kort, en veel
breeder, dan het overige achterlle.
Het aobterlyf vertoont, aan den rand
van ieder zyde, maar 8 Spitzen, aid.
140. Haare koleur is raeetendeels donker
bruin; het voorile deel ofhalsfchild
heeft, aan den voorften rand , een
breeden zoom, en midden door denzelven
loopt een dobbele zvvarte dwarsilreep.
Naa verloop van 3 wecken
komt de Scbildkevsr uit deze Pop te
vQorfchyn. Op zyne ganfche bovenvlakte
is hy bleek geelachtig-groen,
doch de vleugeldekzels, inzonderheid
na achteren, zyn fcbooner groen; en
zyn naar de lengte, met diepe ilreepen
doortoogen: daar benevens hebben ze
van vooren am hec borillluk eene
bruine vlak. Hy heeft 6 körte, zwatte
Ponten, die aan het buitenlle einde
bruin-rood zyn, en aan zyne Sprieten
heeft hy twee koHjes, aid. 141.
ScbiUpaäde , (de groetis.,') zo noemen
ßlankaart en Goedaart den Scblläkei'V/',
die zieh op de groote diflelen onthouit,
II 141.
Scbildpad vlinder, zo zou men den Flinder,
uit de zwartbairi^e Ueerenrups
voortkomende , können noemen, l.
189. aanm.
Schildrups, zie dikke, gras grosne en geel
gehörduurde Scbildrups.
Scbildrupije,z\Q Voorberleht des Vertaalers
L enKieine, dikke, en van hoven fonde
roozenverwige Scbildrupsje , Velgens I.
11 o. enz.
Sebröter, zie Hart-kever.
Schuim- ofGeß-viorm der fFilgen en der
brandnetelsy benevens de veranderingin
een gevleugeli [cbepzel, H. 400. enz.
Dezc
b l a d w y z e r . 167
Deze Iform heeft, naa de derde verandering
van huid , wanneer hy reeds met
vleugelfcheden voorzien is, en nogeens
\'crvellen moet, de grootte van een gerilekorrel.
Zyn Kop, waaraan ter vvederzyre
de Oogen en körte Sprieten zitten,
heeft, gelyk ook het Voorlyf, de
Vleugelfebeden en de 6 Pooten, eene
zwart-bruinekoleur," waartegenhet Achterlyf
bruinachtig helder-graauw is, en
niec eere donkere fpits eindigt. Aan
den bek heeft hy een langen, tederen
Zuig-angel, die tegen de ondervlakte
van het voorlyf nederwaarrs geboogen
verborgen ligt, en op het einde meer
i l o n i p , dan fpits is. Door behulp van
dezen Zuig-angel trekt by zyn voedzel
uit de jonge fpruitjes der gewaffen;' ald.
402. her welk hy naderhand, in phats
van zyne vuiligheid, door zyne achterfte
iieeds in de hoogte geboogen ipits,
als een wit en waterig fchuim, dat uit
lontere blaasjes vanongelyke grootte be.
ftaat, weder van zieh geeft, ald. 402.
Wanneer de tyd zyner laaifte veranderinge
van huid nadert; dan kniipt hy uit
dit fchuim op het drooge, en zet zieh
vaft op het naaile blad, 'of aan den tak,
waaruit het fpruitje voonkomt. Naa
verloop van een half uiir borll zyne
wormhuid van vo.jen op den rüg \an
een, en hy komt Vr, io eene eenigzins
veranderde gedaante, geheel wit en week,
uit te voorfchyn. Kort daarop erlangen
zynevleugels hunr\en volkomen wi<sdom,
en de koleur verändert insgelyks. Hy
wordt graauwachtig bruin van koleur;
en zyn ganfche Ijf is nu bedekt door t)e
hovenvleugelen, welke na achteren fpits
toeloopen , en in hunnen graauwen grond
2 okergeele vlakken htbben. De 6Pooten
zyn van gelyke dikte en lengte. Het
IVyße is dikker dan het Mannetje, en
legt kort naa de paaring zyne Eieren
aan de Wilgenboonien; ald.^o^. waaruit
in 't voigende voorjaar weer andere
dergelyke wormpjes gebooren worden.
Van dit Infeft zyn 'er nog verfcheiJe
andere foorten, welke zieh mei^il.^l aan
de brandnetelä ophouden. Deze foorc
is niet alleen rr^erkelyk kleiner , maar
ook anders van koietn-, dan de voor*
gaande. Hct geheele Fovlyf van zulk
een IVorm, benevens de 6 Pooten, is
fehoon-groen, waar tegen het Achterlyf
eene oranje-geele verwe heeft. Wau.
neer hy nog eens van huid verändert ,
blyft hy ook nog wel groen; rnanr op
zyn Kop en Bovenvleugelen ziet mea
eenige geele vlakken, ald. 404.
Scorpimn, (befcbryving van den Italiaan-
/oben,') III. 324. enz. Onder de raenigte
van Scorpioenen uit Italie waren
'er eenige, die gansch wit, en daarbenevens
zo klein^ waren, dat ze naauwlyks
een halven duira in de lengte, en
zommigen pas 3 linien bereikten. De
"¿¡Ute Scrrpioenen zyn de verandering
van huid onderworpen. Wanc kort
daarna worden zy even zo zwart-bruin,
als men de andere gemeenlyk vindt. De
kleine Scorpioenen groejen zeer langzaam,
en l,ebben ten minfte 2 of 3 jaaren
noodig, oni hunnevolkomengroof
te te erlangen, ald. 326. Het dikke
/ j / a a n het wyije inzonderheid is fcboon
rood, inaar A^Kop, benevens de Scbaa-
Ten en de Siaart, zyn lets donkerer.
De vangtang ol bek bellaat als u;t twee
fchaareii. Ieder d :7.e! fcbaaren bellaat •
uit -2 vooraan gekromde, fcherpe, fpitz
e deelen. Voort^ is ieder deel in 't
byzonder en op zieh zelf, aan den bin -
nenllen rand, metettelykc fcherpe fanden
van ongelyke grootte bezet, en 'c
binnenlle onbeweegeljke deel vindt men
mec
r p
1.!-
- i f '
/ i f
• - I i
Vt '.Ii,