i: í
1 5 4 A L G E M E E N E
vkugel worden 'er 00k 3 diergelylie gezien.
Op de vleugclen cn het vovlyf
is hy bruinachtig-graauw. De Sprieien
zyn aan beide de geilachfen hairvormig,
en de bovenfchenkels der 6 Pooten zyn
n e t gcene hairen bezet, ald. 533.
Sp^i:!g-fpinnen, zie by Clajßn der Land'
Jpinnen.
Sputi rups ^ zie Baßerd-rups(de gro^its
hleck groens.^
St. Jamhs-rupsje , Ox'- fraale benevens
dcszelfs verandering tot in em
Nachivlindsr der tifesdt Claffe, 1.
41«. eiii. Ha; St. Jacobs-kruid Qacobita)
diene ons nipsje voomaaniiyii t::n
verblyve, ald. 418. By ieder veri^elling
verändere her niec anders, dan in
groocte. Hec is ongeveer drie Vierde
van een duini hng. De Kop is idein,
blinkend-zwari: van lioleur, en IieeH:
aan den hais een wie boordiel; de overige
leden, nevens de hcih, praaien
mec eene ten deele zwarre, een deele
heldere Oranje-koleur overdwars: doclr
het laatiie lid of de nalcliuiver, en de
daaraan zitcende Poofen, zyn gansch
zwarr. Van gelyke koleur zyn ook d;
3 paar fpirze voorpmcn ; waar regen de
4 ^^xhuikpooten meelhl geeiachägzyn.
Als de tyd baarer veranderinge in den
herfìinaderc, kruipt ze in de airde, en
maakt in dezelve, of on ier liec gras en
*t verwellirekrnid, eene veilige wooning
en een bruinaclnig doorzicbug Spi'izet.,
waarin ze naa eenige dagen de g'ediance
eener Poppe aaniieemt, üUl. 419. Deze
Pop is ineerendeeis bruin-rood, en beefc
geen ilaartpunr. In de maand Jurr;^ des
volgenden jaars komc 'er eerit de Nacbtvlinder
uic voorc. De grondverwe zyner
bovendeugekn is donker-graauw, zo
no^tans, dar ze eenigzins in 't bruine
valí- Kore aan den vo:)riien rand ziet
men een fchoonen hoog-carmyn-rooden
lìreep. Ue aehterrand is mec een rpìcs
toeloopenden ilreep voorzien, en aan den
bnicenrand zìec men insgelyks 1 carmynroode
vlakken. Die zelfde fchoone
koleur verciert ook de ganfche bovenvlakte
der Ondervleugelen, maar de buifenile
zoom is donker graanw, ald. 4J0.
Ilet ganfehe Lyf is zwarr, doch hec
voorìyf helc iets meer, dan hec achterl
y f , na 'c blaauwachiige. De Kop is
ook zwarc, en de Sprieten hebben diezelfde
koleur. Alle de 6 Pooten zyn
zwarc, en de Zuiger is taraelyk lang ,
ald. 421.
St. Jam v'incler, zo worJt de Flindef,
uh de dskke, helder-geole en zvuart gevlakte
Rups voorckomende, by de
Liefhebbers genoemd, I. 440.
Staartrups, (Je groote,) op de Wlnde
aazende, benevem baare vera :dering
tot in een Nacbtolindsr der ee\'fìeClas-
/ i , I. 164. enz. Deze wordc doorgaans
in de maand A'igufìus gevonden.
baar is eene bruine, en eene groene foort.
De bruins is byna 5 duiraen lang, en
haarc hoogce omcrenc een duim; maar
de groene is iecs kleiner. Hec ganfche
Lyf der bruine is bedek: mjc cweeerlei
bruin; wanc de boven-.lak;e van den
R-ug^ benevens de fiiart^ormige hoorn
vercoom zich geheel donker, en de ondervlakce
des bulks is veel helderer of
oker-bruiiij ald. 164. Voor van den
Kop af toc aan den \den ring loopc een
heldere ftreep, en benevens dien een
donkere; in welken, zomwylen, op
den vierden ring, eene heldere vlak (laac.
Het achterlle of laacile deei is, van de
dohker-bruine ilaartfpits a f , benevens de
fioiiipe nafchuivers, helder yan' koleur.
De blinkende Kop , hoekig van ged;iant
e , is ook iets helderer van koleur, dan
de
B L A D W Y Z E R . 1 5 5
de rog, (r daarby in de lengte niet 4,
doch zorctyds met 6 zwarte liiiien heel
net gerckend. De 4 paar ftompe buikpoottn
hebben eenerleie koleur met den
buik, en van onderen een zwarten rand,
beflaande uit louter kkire haakjes. De
koleur der 6 fpiize en klaanwenvormige
Voorpooten is wat donkerer-bruin. De
ide Joort dezer Rupfe heefttneeftaleene
bleek-groerte grondverwe;dodi hetflaartje
of fpits todoopendhoorntjeis (choon
otanje- geel , en alleen aan 't einde zwart.
Op alle de vootige ringen, tot asn den
hals toe, fiaan boven op, by ieder inkerving
of plooi, 2 zwarte vlakken of
groote ilippen nevens dkander, en van
ieder paar derzdven, de 3 voorile ringen
uitgenomen, loopen ii sgelyks 2
zwarte llreepen, fchnins over de ringen
heen. Wyders ziet men, onderalledeze
zwarte, andere wat brecdere ilreepen,
die geel van koleur zyn. De Krp
van de Rups is ir.ee r gedachtig, dan
groen; de S ftompe buikpootem^n ook
groen ; maar de 3 paar Jpicze klaautapooten
iets bruiner, ald. 165. Volwasfen
zynde, verbepgt zy zich in de aarde,
en niaakt 'er een mira verwulfzelin.
De Pip ziet 'er, in de 2 eerftedagen,
groenachtig uit, vervolgens wordc
z y , voornaamlyk aan 't oebterlyf, allengskens
bruiner ; maar eindelyk wordt
ze in 't geheel fchoon blinkend Castanje
bruin. Het byzonderfle aan deze Pc^)
is de Zuiger of Slurp, die byua de gedaante
heeft van ber oor van een por,
ald. i<)7. In Jnny des volgenden jaars
konit 'er eeril de VUnder uic vocrt. De
4 Vleugeh, vàn achteren met eeii fmallen
geviakten zoom voorzien, hebben
eene bruin-graauwe gefiippelde grond.
verwe. De Voorvleugekzyxiha^nn&iw
met vrcle denkere ea zwan-bruiiie, als
ook hdder-graauwe vlakken en trekken
vercierd. De /Achter- of Voorvleugeh
hebben in den graauwen en bruin-geiìippelden
grond 4 zwart-bruine, gekronkelde,
of op- en nedergaande dvvarsflreepen.
De Kop is helder-graauw ,en
de 2 Oogen hebben, van onderen, een
rooden kring, en van boven een breeden
Witten zoom, die zieh aan ieder zyde
toc over hec geheeie voorìyf uiillrekt,
ald. 168. De zeer grooce, blinkende,
en als vuur fchitterende Oogen hebben
cene rood-bruine koleur, en de Sprieten,
boven dezelve ftaande, zyn geeiachtig
wit, van onderen met korte, nabyeen
fiaande', en bruinachtige vezekn
bezet. De Zuiger is in de lengce byna
3 duim, cn in 2 cakken verdeeld. Op
den habkraag heeft deze Vlinder eea
iets verheven VVrong, vooraan wat
bruin, maar ter plaatze, daarzeaanhet
voorìyf raakt, zwart bezoomd De Kug
is bruin , en zodanig afgedeeld, dar men
'er duidelyk 2 fchouderbladen aan ziet.
Alle zyne deelen en cieraaden zyn alom
mec een teder vederílof bezec. Het
Jcbterlyf\% dik en rond, maar loopt na
hec einde allengskens fpitzer toe. Van
boven over het zelve loopt 'er, naar de
lengte, een graauwe ftreep, vvelke na
achteren iets breedcr wordt, en in het
midden door eene zwarre linie verdeeld
is. Aan de 2 voorfte Pooten fchynt hec
middelfte en langfte lid zeer dik, dewyl
het met een iets lang of hairachtig vederftof
of vezelen bewailén is, dat cere
bruin-graauwe koleur heeft. De overige
4 Pooten, waaraan dat vedeillof otitbreekt,
zyn wac leeniger, ald. 169.
Staartrups , (de kleine, zeer fchoor.e ,
groene,') met roode vlakken, iehoorende
tit de eerße C'.ajje der Nacht'Mnders
111. sol. cnz. Men vindt dezelÍ
.