A L G E M E E N E
li:
zyn, hebben wederzyds geele liairen.
Aan de Oogen, als ook midden over
hct hoofd, ziec nien een zwarten (Ireep;
her ac/tterlyf, van boven graauwachtig
zwort zynde, is op ieder zyde, in den
geelen grond, mec 2 zwarte ftreepen in
de lengte getekend; en het voorlyfis
van boven, ter zyde van den Rüg, met
geele hairen bezet, aU. 80.
Eenzaame, (</e J fchoone, groeti gedachtige
Venkelrups, enz. Z'ie Venkel-
7ups, (de anzoame fchoone^ enz.
Ehren, {de,") der Spinnen zyn Kogelrond;
hebben rneer eene weeke doorzicbtige
huid, dan eene barde fchaal:
en de koleur is, naar de onderfeheidene
löorten, verfcbillend. Eenige zyn wir,
andere geel, wäer andere groenächtig,
•helder blaauwächtig, en ook nog wel
anders gekoleurd. Van eenige Spin-
-nen worden de Eieren reeds in 't begin
van het voorjaar, van anderen nog voor
het einde van 't zelve , en wederomvan
anderen in den Zomer of in den Herfil
. gelegd. Uit de eerlte komen de jonge
Spinnen gemeenlyk nog in dat jaar,
waarin de Eieren gelegd zyn, in de
zomermaanden tc voorfcbyn; doch de
iaatfte blyven meerendeels den Winter
door liggen, en de jonge Spinnen worden
eerft in her volgend voorjaar gebooren
De meeiie Spinnen overtrekken
haare Eieren deels met een digt, en
deels met een dun Spinzel. 'Kr zyn
Spinnen, die geftadig over haare Eieren
zitten, zo dat nien byna zou denken
, dat zy dezeive, even als de hoenders
en vogelen, uitbroeden; doch zy
broedenze, als een Schepzel, dat van
natuure koud is, niet uit. Dit zitten
op haare eieren fchynt haar alleen ingefchapen
te zyn, cm het broed regende
najaaging van zekere Sluipwespen ,
Muggen en -andere Inrecten, die de Ek.
Ten der Spinnen met hunne Eieren belegpen
of wel geheel opeeten, te befchermen.
Otider.de beromkeerende Spring-fpinnen
vindt inen zelfs eenige foortcn, die
haare Eieren en Jongen mede heroin
Heepen, IV. 194. aanm.
igenichappen, (algemeene) der Aard-
KEVERS. 1,) De IVormen van alle deze
Kevers onthouden zieh nooit buiccn,
raaar akoos in de aarde. 2.) Ailen hebben
een harden bruinen Kop-, ze zyn
lang van l y f , week, van achteren als
een Sak gevormd, vol dwarsploojen.
Naby den Kop hebben ze 6 pooten,
welke aan de einden doorgaans ftonip,
en met bruine hairtjes bezet zyn. 3.5
Deze Kemr-Wormen hebben, van h^c
E i af, tot aan hunnen volkomen wasdom,
gemeenlyk 4 á 5 jaaren noodig,
waarna ze veründeren in Poppen, waaruit,
in 't volgende jaar, de Keversworden
gebooren, invoege dat 'er eenig
e 5 , andere 6 jaaren, van het Ei af,
in de aarde blyven. Dit zyn de alge -
meene Kenteiens der Wormen, waaruit
de Aardkevers worden gebooren- Deze
van de eerße Klaffe hebben dit met
elkander gemeen, en dit is het eenige
merkteten, dat de beide wooritepoolen,
aan den aehterflen fcherpen kant van
hun iniddendeel, uitgetand, of met
fcberpe punten voorzien zyn, met welker
behulp zy door de vafte aarde heen
graaven können, II. 4. 5.
Etgehfchappen íAc Bladkevers , II. 127.
Deze, tot de der de Claße der Kevers
behoorende, hebben dit met elkander
gemeen, dat ze op de hladeren woonen;
maar eene byzondere eigenfchap
van veelen derzelve is, dat ze zieh, en
als mrrnen, en als Ksven, enkel en
at.
B L A D W Y Z E R. 5-5
alieen met de groene Maderen generen,
ald. ie8.
' Eigenfehappen van alle Da g v l i n d e r s der
EERsTE CLASSE. Deze beitaan in de
volgende byzonderheden. i..) Alle rupfen,
waarnit is Dagvlinders izza: Chafé'voortkomen,
zyn voorzien van doornen,
of doomachtige borftels, of uitfteekzels
met fpitze bytakjes en fyne
hairtjes. Zy hebben een hoofd in de
g;daante van een hart. 3.) Ten tyde
haarer veranderinge hangen zy zieh onder
eenig uitfteekend dekzel, 't zy een
blad, plank of iets van dien aart. 4.)
Behalve het weinig Spinzel maaken zy
by haare verandering, geen Spinzel
nieer. 5.) Zy hangen, alroos loodrecht
nederwaarts in de lychr, zo dat hetachtereinde
van haar lyf boven is, terwyl
het midden cn het voorile deci eenigzins
gekromd en inwaarts getrokken hangt,
tot dat ze de rupfen-hiiid afwerpen. ö.j
De Poppen dezer eerße Clajfe hebben
alle de gedaante van eene Gryns, en de
nieeile zyn vercierd met gonden of zilveren
vlakjes. 7.) De Flinders hehbcn
flegts 2 paar voiim:ikte Pooten, terkruipinge
en zitringe : in plaats van het derde
paar pooten, hebben zy alleen een
fwßompjes. 8.) VVanneer deze r/jsders
zitten, wordt het achterlyf, door
de Ondervleugelen, aan beide zyden
geheel bedekt. 9.) VVanneer zy paaren
. of vermengen, blyven ze niet zo lang ,
als de Vlinders van andere Claffen am
elkander vali. 10.) De Eieren dezer
Vlinders zyn meerendeels rond en groen
van koleur, en 11.) De Infecten dezer
cerile ClalTe leeven, doorgaans, maar
zeer kort, J. 4.
Eigenfehappeti van de Da g v l i n d e r s der
TWEEDE CLASSE. I.; Alle rupfen dezer
CliilJe hebben een rond hoofd. a.)
Men vindt onder deze Claflè geen
eene Doornrups; maar alle zyn ofglad,
of met körte cn tederà hairtjes, bewasfen.
3.) Zy kruipen, by haire aanftaande
verandering, niet verre ; maar
hechten zieh aan den naarten Maur of
Wand, aan een S'tam, Tak, blad of
diergelyke. 4.) Zy he/jjionen meed.
al de plaats, tot haare verandering uitgekoozen,
en maaken zieh met tedere
draaden daaraan vali, maar op eene geheel
andere wyze, dan de Doornrupfen,
I. 62. 63. en (lanm. 5.) De
Poppen zyn met geene gouden of zil Veten
flippen vercierd, en hebben over den
Rüg noch fpitze bultjes, noch hoeken.'
6.) De Vlinders hebben 6 volkomen
Pooten, cn können, in het zitten, nocst
het geheeJe achrerlyf met de vlerken bedekken.
7.) By de verraenging blyven
de Flinders een tamelyken tyd lang aaa
elkander vali, ald. óg. 8.) De Eii-
Ten dezer Clailè zyn meerendeels kegelvormig,
of kogel-en plat rond, en zyn
rondoni met tedere ribbetjes vercierd.
p . ) Deze Rupfen, Poppen en Vlinders
vindt men niet den ganfchen Zomer door ;
zy hebben meeft haare bepaalde maanden
, ald, 66. en aanm.
ligenfchappen, die beide Claffen der
D a g v u n d e r s met elkander gemeen behben.
I.) Elke rups , waaruit een
Dagvlinder voorkomt, heeft 12 ringen
ofleden, behalve het hoofd. z.) Zy
heeft 8 paar Pooten, te weeten 3 paar
fpitze, en met eene harde of hooniachtige
huid overtrokken Voorpooten, 4
paar ilompe en platte Buikpooten, en
onder den \<iden of laatften ringnogeen
paar platte ftompe pooten, de Nafchui-
•aers geheeten. 3.) De Poppen zyn
nooit in diergelyke huisjes of fpinzcis
beilooten, als de meclle Poppen der -
nacht'-
#Ii-
1
1: .
i '.--l)'
'•N'l
k .