' iSi ; -iiiiiBiF.
li
¡62 A L G E M B E N E
helder blinkend, briiinachtig'rood van
k o l e n r , a/^/. 64., Een fchoon dof
bruìnachtig-rood fluweel maakt de grond»
verws van den VUnder uic, die daaruic
voorckomc, en evcn zo vertoont zich
ook de Kop benevens hec Foorlyf, la
dit l-iacde zyn alle de deelen, a!s de
halskfAag, de fchouderbladen en hec
borrtltuk, mec fmalle goudgeele boordzelen
voorzicri~. Daar benevens pronkcn
de bovznvkugeh tiiet allecn niec
" even zodanige goudgeele geiìingerdc linien
en vla!d<en, van verfchiilende gedaante,
langce en bréedce, toc aan de
inleding toc; maar 'er is ook, inderzel'
vermidden,een breede, graauwe dwarsftreep
te beipeuren, waarin men, aan
den voorlien rand , in den zvvarccn gronu,
cene gansch wicce vlak ztec, cervvyl de
ftreep zelf, op leder zyde, meteene cedere,
zwarce, gekronkeide linie omgeeven
is, ahi. 65. De Omlervkugels
z y n , van de inleding af, toc omtfenc
aan hec inidden, fchoon oranjegeel,
hec overige gedeelce is koolzvvarc, en
aan den rand oranje-geel bezoomd. Mec
Aehierlyfìs geel en zwarc, overdwar.s,
vercierd, dcrwyze, dac ieder lid of ring
ìets van die koleuren deelachtig zy. De
Sprictsu zyn hairvormig, ald. 66.
Rupije, (^het kleine , h'uìne, hairi^e
met wiite fchilden^ op den appelhoom
aazende, benevens deszelfs verande-'wg
tot in een VUnder der vierde clasfe^ I.
540. cnz. Deze vindc men , in de
maanden van Juny en July^ ecriì: voiwafTen
op de Appelbooinsn, fchoon hec
in den voocgaanden wincer reeds uic hec
Ei gekomen is, beloopende zyne lengte
niec meer, dan een derde van een duini,
Hec ìs bruin van koleiir, en alle de leden
zyn mec hair bezec. Over hec midden
van den Rug loopc cene wicce, mec
zwarc gebe orde linie cot aan hec einde,
die ook de daarop ftaande 6 witte Vierkante
vhkjcs doorfnydc. Dq ringen z-^^
mec klei::e geel-bruine knopjes bezec,
waarop ecceìyke haircjes ftaan. De Kop
is klein en zwarc : de 6 vuorpooten zyn
insgeJyks zwarc, maar de huikpo^ten ,
waarvan 'er hier maar 3 paar worden
gevonden , benevens de najchu'wers,
heb ben eene ge?l'briiine koleur, ald,
540. Als hec toc de verandering zal
overgnan , verberge hec zich in een
Spinzel^ dac lichc-graauw is, veranderende
daarna in een pin- of capvormig
Pop je, hec welk zo wel van vooren, als
van achteren, ilomp is, en das geen
Üaarcpunc heefr. De koleur is bruin, en
op den Rng iecs donkerer, dan op andere
plaaczen. Naa verloop van 3vveeken
komi 'er hei Vlindertje un ce voorfchyn.
Deszelfs koleur is meelhl
graauw maar in de bovenvleugekn ^
korc aan hcc lid, zicc men eenedonker-*
bniine, en a>n den voorllen rani,nog
eene andere dergelyke, dog veellikiner
vlak. In den overigen grond der 4
vleugclen zyn nog verlcheide anjere
dwarsllreepies en puncits. De bniiiiachtige
Kop heefc een klein 'pics b:iardt
j e , waaronder een kloir'e Zuiger verborgen
zit, en de Sprieten zyn hairvormir,
ald. 54.1.
RupijSy {^het kleine, dMe^ hleek-gros"
ns-,) met brume en hsldere ßreepen ,
benevens deszelfs veranderlng in een
Nachtvlindsr der vier de Clafe, I 529.
enz. Die Rupsjs^ hec w<;lk meeftal m
Mai en Juny^ in de hoeken der tuinfchuccingen
wordc gevonden , wordc
naauwlyks een halven duim lang. Zyns
grondverwe is bleek-groen^ middenover
den Rüg loopc een wicce l1:reep, en van
onderen cer wederzyde een bleeke okerg
e c l e .
B L A D W Y Z E R . iH
g e e l e , wcnr insfchen r.og eene heldcrgroene
getrokken fchj-nr. Alle de leden,
behalven de kop en de nafchuiver,
bebben kleine hoogcens, en op dezelve
ziec men ettelyke verheve piintjes, die
regelmaatig ftaan , en met eenige bruine
hairtjes bezec zyn De Kop is geeluchl
i g , en de gras-groen j'doch
beide zyn eenigzins hairig , ald. 529.
B y de verandering omipinc het zich, en
jnaaU zich met eenige draaden vaft.
I-iierip verändert het, naa verloop van
1 of 2 dagen, in eene Pop, welke dezclfde
gieeiie koleur bcboudc, die ze
als Rups reeds heefc gehad. Op den
rüg is dcze mec hairen bezec, die nu
ligt graauw zyn; en naa 14 dagen komc
de daarin verborgen zittende Vlinder te
voorfchyn. Deszelfs koleur is zuiver
wie; zyne vleugels beilaan uic vederen,
zeer gelyk aan de flagpennen der vogelen.
Op ieder zyde ziet men 5 van deze
Vederen, waar onder de voorfle de
langfte zyn. De voorfle Vieugels hebben
2 , en de acliteiile 3 pernen. De
Sprieten zyn hairvorniig; de Kop is
klein , en benevens de Pootcn fpierwic,
gelyk hec lyf, ald, 530.
Rups je, {het kleine, groene, biiltige,)
zie Kleine grünet bultige Rupsje.
Riifjifche Beer, zie Beer irußi[che.')
Salade rups, (de gladde, zixart en geelgevìakte,^
benevens ha are verande: in g
tot in een Nachtvlinder der tvoeede
Clasfe^ I. ?99, cnz. Men \indc zc
meefìal in July en Augufìus, en ze bereikc,
gehed volwaiièn zynde, de lengte
van <2, duim. De Kop, die blinkénd
zwarc is, heeft op" de voorvlakte een
wictcn driehoek. Boven op den rug
zicc men, op ieder ring, cene oranjc
g e e l e , ruicvorraige vlak, ald. 399. Van
onderen längs den buik loopc'er, wederzyds,
een helder-geele iireep over
alle de leden heen, waarin zwarce flippen
gezien worden. De 3 voorfte paaren
Pooten en hec achterlle paar zyn
zwarc, cn de 4 middelfte paaren wir-
Geene fpyze meer gebruikende, verfchuilc
ze zieh, omcrenc 3 of 4 duim
diep, in de loiTe aardc, en maakt eene
langwerpig ronde holllgheid , die z e vervolgens
inwendig met een gmauw Spinzel
bckleedc, fìrookende, naa verloop
van ongeveer 8 dagen, haare laatfte
rupfen-huid af, en verändert in ee'ne
Popy ald, 400. Daaruic korac doorgaans
in de maand Mai des volgenden
jaars de VUnder ter waereld, zynde hy
gansch graauw, behalve dac de Ondervleugels
eene bruine koleur hebben,die
na hec lid toe in 'c Oker-geele verfmelc.
D e buicenrand dezer Ondervleugelen is
mec een wie boordzel voorzien. De
Bovenvleugels hebben zeer weinig cieraaden.
Aan den buicenrand is, msgel
y k s , eenwicbooidzel, enbinnenwaarcs
daar aan ziec men cene fmalle , zwarce,
zaagswyze linie; terwyl de overige grond
des vleugels mec veele cedere, zwarce
aderen dooiihceden is. Hec Voorlyfìs,
van boven aan den Kop, mec een hoog
opgeworpen flepje vcorzien. Hec Acb'
i^Wj»/is aan' e einde gefpleecen, en ieder
lid van \ zelve, van boven in hec
niiddcn, mec een zwarc ftreepje gecekend,
De Sprieten zyn, by beide geilachcen,
hairvormig. Aan de Pootefi
zyn de bovenjchenkek ^ zeer digc, met
graauw hairilof bekieed, doch de onder- •
ychcnkels mec zwarce ringetjes omgeeven,
ald. 401,
X a Sa^
I I : ,