Mr''-
r '
148 A L G E M E E N E
zwarte punten en vlakken van ongelyke
grootte. In de Ondervleugdm ontdekt
men een veel minder gctal van vlakken,
•en nienigmaal maar twee. Het Achter-
/ j / i s fchoon Oranje-geel, en van boven,
in 't midden en aan de zyden, mec
een regel zwarte vlakken vercierd. .Het
Foorlyf, benevens de Kop, is heldergeel
; de Oogen zyn zwarc ; en de Sprieteil
van den vvorcei af tot aan de helft
zwart, en het overige deel js wicachtiggraauvv,
ald, 415.
Rups, (Je ranke ^ giadde ^ grßs-groene ^
inet den geelen^ zyde-ßreep , "hnevens
haare vercindcri^g tot in een Trachtvlinder
der ivjeede Ciaße^ I. ¿^^i.etiz.
Deze Ri/ps wordt in het laaiil van liiai,
en 00k nog wel in Juny, reeds volvvaslon,
op de Kruisbeßen-flruik en andere
giWi?//«» gevonden, bcloopende haare
lengte ruim i ^ diiim, Haare gi'ondverwe
is fchoon dof-geel groen, doch de
inkervingen zyn iets geeler. De Kop is
geelachtig-groen, zo als het £ j / , ald.
431. en aanm. Ter wederzyde van
den iuik loopt'er, van den kop af tot
aan den ftaart, eene fmalle hoog-geele
Knie, die echter aan zoramigen gansch
wit bevonden wordt, ald. 431. Boven
deze linie ziet men, op ieder zyde, 9
hoog geele S.piegelpunten, met een te.
deren zwarten ring omgeeven, en midden
over den Ru% loopt eene tederà
donkere linie De Focten zyn van dezelfde
koleiir als het lyf. In Juny verbergt
ze zieh onder de aarde, vermengende
de beknabbelde dorre bladeren
en fteelen onder haar dun en doorzichügSpinzel^
het welk eivormjg is. Nr a
5 dagen verändert zy in eene Pop,
welke eene blinkende rood-brninc ko-
!eur heeft, en met een kort ftaartpunt
-voorzlen is. Naa verloop van 3 .wecken
(_by zommigen eeril in Septemhet}
komt de Vlinder te voorfchyn, ald.
432. en aanm. De Oudervleugekn
zyn oker-geel, en de Bovenvleugek
met Oranie-geele trekken en punten
vercierd. De Kap is bruin, en de z y
deflreep final en hoog-geel. Het R'latifietje
heeft niet allecn een längerenleeniger
Achter l y f , maar ook ' eenigzins
- fterker Sprieten, dan het Wyjje. De
Eieren •¿'¡Vi rond, helder-geel, van onderen
en van boven iets ingedrukt, en
•met vecle Tlbbekens en voorntjes omgeeven,
ald. 433. en aanm.
Rups, {de Jdutddyke, hairige^hruine-,')
f f et den grooten Kop, en met roode en
hlaauivs bulijes ^ benevens haare, verandei'ing
tot in een Nachtblinder der
lyicede Claffe, 1. lyS. enz. Indeeerfte
jeiigd zyn deze Rupfen van eene zwartbrnine
koleur. Wanneer sy eeril uit de
eieifchaal komen, zyn ze nog helderet
enros-bruin, met lange graauw-bruine
•hairen voorzien., die alle iiit loutere
vfraiies voortkomen, maar na een tyd
•lang worden ze donkerer van koleur;
doch de Kop is reeds te vooren blinkend
zwart, ald. 199. en aanm. De allergrootlle
wordt zelden boven de 2 duimen
lang. De Kop is oker-geel-bruin van
koleur, en men ziet 'er ontelbaar veel
donker-bruine zeer tedere pumjes of
flippen op, die van vooren, ter plaatzc
van de oogen, alwaar ze digt byeen
ftaan, een paar groote briiine vlakken
uitmaaken, en van ondcren in 't
heldere verdwynen. De^ vreetpunten
zyn zwart. De grondveiwe van 't ganfche
lyf is donker-graauw, en overal
•met longwerpige zwarte flippen bcfprenkeld.
De 5 voorfle paaren Inobbels
op de ringen zyn donker-blaauw, ende
•6 vollende donker-rood. De Ipitze'eu
rtompe
B L A D W Y 2 E R . 14?
•rtompe Pooten zyngeelachtig bruin,ä/ä
soo. De tyd, terveranderingegefchikt,
•is doorgaans in July of Augußus. Zy
maakt een bruinachtig wydgacig Spinzel,
cm zieh heen, en daarin wordt ze tot
eene dikke en donker-bruine Fop., welke
meer dan een dnim lang is. Daar
de Kop verborgen zit, flaat een paar
dof-zwarte rolide vlakken, die wel een
paar oogen gelyke.i. Rondom deze, en
op verfcheide piaatzen van het Foor- en
Achterlyf, zitten ganfche bosjes van witachtige
Oker-geele hairen. Zo dra men
deze Pop aantaakt, draait ze zieh een
geruimen tyd lang-, en wel zeer fchielyk
in 't rond, gelyk cen Toi. Naa verloop
van naauwlyks eene maand, komt
'de .r/iWt? te voorfchyn, ald. 20 r. doorgaans
in September. De grondvervve
van het Wyfp is overal geel-brüinachtig-
'wit. In den Voor- of Bovenvleugel ziet
men verfcheide kronkelende dwarsllreepen,
welke alle aan den vooriien rand
'iets breeder en donkerer zyn. Omtrent
den uiterften hoek wordt men, aan den
'vooriien rand, eenige brüine flippen
gewaar, en de geheele büitenrand, zo
"^vel van den boven- als ondervleugel, is
met dergelyke Hippen vercierd. De
•Ondervleugel zelf is naar den kant van
't lid iets brninachtig-geel, en in eenige
•ziet men eene bleek-bruine gekronkelde
linie, kort aan den buitenrancr. Alle 4
de vleugels zyn (lert met vederftof belegd,
doch het groote en dikke lyf nog
meer. De Oogen zyn zwart, de Sprieten
hruin, fmal en vederachtig. Het
¿ic^iffir/y/is iets geeler ofbruiner. De
6 Pooten zyn aan de hovenfchenkels met
lange bleck - bruine hairen digt bezet,
maar de overige leden hebben kortere en
donker-bruine hairrjes. Het Mannetje
heefc een paar breede vedervormige
Sprieten,
het welk.
ald. 202. Aan het hoofd,
even als de hairige Rüg.,
bruinachtig-graauw van koleur is, zitten
2 kleine zwarte Oogen Ue Bovenvleugek
zyn bruin geei, en overdwars bruin*
graauw gevlamd. Door dezen grond
loopen, in de brcedre, verfcheide bruine
en zwarte kronkelilreepen. De Ondervleugeh
-zyn bruin geel, met bruine
äderen doorweeven. Het Achterlyf
gcel-bruin. De 6 Pooten hebbeii hairige
bovenfeienkels, doch hunne koleur is
overal geelachtig-wit-graauw, ald. ao3.
Het fFyße legt gemeenlyk zyne Eieren
in September en OBoher , dikwVls meer
dan 500 in getal, ald. 203. aanm. Deze
Eieren zyn wel rond, maar op 2 zyden
eenigzins ingedrukt; en aanvanjlyk
geelachtig, vcrvolgens roodachtig, en
eindefyk, als de rupfen daarin tydig
worden, brainachtig graauw, ald. 204.
aanm. *.
Rups(JeJehoone, groote, groene,')nieS
ronde en geels knopjes, benevens haars
verandering tot in een Nachtblinder
ehr tweede Clajfe, I. 205. enz. De
Eieren dezer Rupfe zyn rond en groenachtig,
die, in de maand Mai, zeer digt
by elkander aan de Ih'uiken en boomen
gelegd worden, cn waarnit binnen 14
dagen de jongen te voorfchyn komen,
ald. 205. De grootflie dezer rnpfcn,
volwalTen zynde, heeft de lengte van
byna 3 duim, Md. 2oä. De grondvervve
der ganfche Rupfe is fchoon grasgroen.
Ieder ring is met cen breeden
zwarten iteep, als met een bandje ,
omgeeven , waarop fchoone geele en
ronde knopjes zitten, ald. 207. De
Kop is klein; de 3 paar ipitze Voorpooten
zyn gemeenlyk bruin; de 4 paar
flompe huikpooten en de Nafchuiiiers
hebben akoos dezelfde grondvervve als
T s her