A L G E M E E N E B L A D W Y Z E R .
-233. Zie DagvUmkr, tk hyzonikr
fchoom zwa'selgcete.
Bladkever, debtaauwe, z\e Kever'jiorvi,
de gezellige.
Blad lievers, kenteiens en eigenfchappen
derzelve , als mede van de lijormeti,
•uiaaruit zy voorthomen, H. 127. enz-
D e plaars, daar zieh deze Iniecten onchouden,
zal hen, buiten twyfel, aan-
Jeiding toc dcze benocming hebbcn
g e g c e v e n ; devvyl ze nier alleen als Rev
e r s , maar 00k als VVormen, meerend
e e l s , op het loof, het gras en de bladeren
der boomen zyn te v inden, aU.
Blad-made, {de bleek-okerkoleurigehenevetis
haare veränderiiis^ in eene fcboone
geeU vlieg; 11. 560. enz. wordt niec
boven een Vierde van een duini lang, en
is bleek, of fleeht okergeel van koleur,
cn in de iengce mec eenige graauwe
ilreepen doorcoogen. Haar /^/is tarael
y k dik, van vooren zeer fpits toeloop
e n d e , en d e z e fpits, welke zy geduurig
uic en inirekc, is zwarc; van achteren
iieefc ze in tegendeel eene itompe
breedte, waaräan inen van boven weder
eene fpits befpeurt. Zo verwulfd als
de bovenvlakce van haar L y f is, zo plac
is de ondervlakte, op welke zy^voorc-
Ifruipr. Hiertoe bediene zy zieh van
geene Pooten, dewyl haar die oncbreeken.
Doch her geen haar, by mangel
van pooten, mist, weec zy te vergoeden
door een taai en kleeverig flym,
dat dit Infeii: van vooren fchynt uic te
g e e v e n ; want door behulp daarvan kan
ze aan 't gladlle lichaani blyven hangen,
cn Over het ganfche lyf is zy z o kleever
i g , als de flakken, ald. 561. Veränderen
willende, houdt ze den fpitzen kop
ingetoogen, en is als volkomen veri
i y f d , ald. 562. hebbende de gedaante
van kollVorniige poppen, zonder nier>
kelyke afdeelingen en vleugelfchcden
ald. aanm. INaa verloop. van 1 2 o f 1 4
dagen komc 'er de vlkg uic, ald. Haar
fmal, lang, dik Achterlyf heefc eene
fchoone Citroén-geele grondverwe; en
deszells leden vertoonen verfcheide dwarsftreepen
of vlakken, van eene ongelyke
breedte. Het Borstfiuk is, op zyne
bovenvlakte, wel zwart , maar heefc
eene bezooming ; en onder hetzelve hebben
de 6pooten hunne inleding, welke
meellal Oranje-geel uitvallen. De Kop
is tamelyk groot, van vooren mei eene
geele verhevenheid of voorhoofd voorzien.
De groote Oogen in het zelva
zyn bruin, en cuiTehcn dezelve zietracn
2 naauwlyks ziehtbaare Spriet-hainjes.
Viaare Vkugels zyn zo dun en doorzichtig
, dat 'er de koleur van het Achterlyf
duideljk doorheen fchittere. Zy
heeft geen ftevigen Foedzel-angelí maar
is met een zuiger of iluip voorzien. In
het zitten houdt ze haar lyf nooit flil,
maar beweegt hec beftendig op en neder,
ald. 563.
Bladwesp. zie h'j Bafterd rups, de groote
bleek groene.
Bladwesp, {geele^ zie by Baßerd-rups, de
geele en groene.
Pladwesp, Chet H^yße d e r , ) befchreevcn,
n . 518 Het onderfcheid tulfchen dit
en het Mannetje, aan het Jchlerlyf
van 't Wy f j e te zicn, beibat daarin,
dat alle deszel/s ringen bleek-geele
zoomen, in een gladden en zwarten
grond, hebben; mitsgaders dat de m -
dervlakte niec bruin rood, maar zwart,
en 't laatHe lid geheel Oranje geel is. •
Aan die laatfte lid ontdekt raen den zaagvormigen
Leg ar.gel. Deze bellaat uic
2 evengelyke , eenigzins gekromde,
doorzichtige hladen, die byna de gedaante
van een S uitmaaken, en in hec
nai'dmiddcn
eepe iets donkerer Ader h ebben
- dan de overige koleur is; en raec
veele tedere, fchuins loopende llreepjes
doorcoogen zyn. Aan den binnenrand
. zyn deze beide bladen doorgaande mec
fcherpe tanden, als een grote zaag, b e -
z e t , waarmede zy de boombladeren opzaagt
of o p e n c , om 'er haare Eieren
in te brengeh, vaccende het blad, mec
haare 6 geelächtig-roode Pooten altoos
derwyze, dac haar kop tegen den fieel
aan ligge, en de ingetande kant van hec
blad tegen haar'lyf, ald. 519. Deze
Eieren zyn bleek, blaauwächtig groen
van koleur, eenigzins plac, en daarby
langwerpig rond; en, naa omtrent 8
dagen, komen de jonge Rupfen ui t ,
ald. 520.
Blad'^ikkeler, zo wordc,van zommigen,
de ÄKjjj van de tiierdeclafe ia Nachtvlinders
genoemd, welke de groene
bladei-en tot haare wooning verkiest, I.'
5 1 6 . 517.
ii'ff,} die zieh opäe fVilgenboomen cnt-
••houdt, hefievens haare verändering tot
in een Vlinder , I. 5:14. 505. De
'SVyfjes-vIinder dezer Hupfen legt zyne
Eieren cnkelvouwdig in het hartje van
een frisch uitfpmitzel, cn als de tedere
blaadjes zieh begirnen nie te breidcn,
fpinc hec daarin zntend, en reeds geboorcn
zynde jonge Rupsje dezelve
rondora zieh te zamen; en, naar maate
het Herker en grooter wordc, verkieft
het ook grooter bladeren, die hec
zo weet te draajen en rondom te wikkelen,
dat ze, in eene flakkenvormige
hnie buirenwaarts gerold, aan elkander
vaft blyven. Haare volkomen grootce
b e r e i t hebbende, is z y , zelden,meer
dan een half duim lang. Haar hf is
•van eene ongelyke dikte i wanc van
vooren, omcrent in 'c midden, hecfc
zy eene foorc van bochel; na den kop
coe wordc ze eecsklaps fpics, en na achteren
allengskens dunner en fraaller. D a
Kop is helder-bruin van koleur, en heeft
van vooren een paar zwarte oogpunten.
D e fmalle Hals is, by de meeften,
digc aan den Kop wie; doch het ganfche
Lyf graauwachtig groen. Over
den Rüg loopt een breede llrecp, veel
helderer, dan de grondverwe, en wederzyds
een helder-bruin boordzel, vercierd
mec eenige .donkerer punten. Van
achceren , alwaar de rugilreep fmaller
toeloopc, eindigc deze in 2 zwarte
llreepjes. De 16 Pooten zyn van koleur,
als hec L y f . Wanneer ze veriiaderc,
niaakc ze in haare bladeren-wooning
een wie fpinzel, van vooren even
als een beitel fcherp toeloopende, in 'c
midden dik, en van achteren hoe langer
hoe fmaller; neemt, biijncii 2 dag
e n , de gedaante van eene Pop aan, D e -
ze is tamelyk klein , en loopt van achteren
en van vooren rond toe, zonder eenige
fpitzieheid; coch haare roodächtigbruine
koleur is oj) de vleugelfcheden
iets donkerer. Binnen 1 4 dagen of 3
weekcn komt de Vlinder te voorfchyn ,
Wiens bovenvleugels in het gras-groene •
v a l l e n ; en het buiten-boordzel zowel,
als de Kop, bei Lyf en de ondervleugels
zyn witter, en beziccen nieesgeels;
waartegcn de Pooten eene bruinachtiggeele
koleur hebben, ald.
Bladwikkeler,) de groenäehtig graauive,
donker- en helder-geßreepte ,op de groote
brandnetel,y henevem haare verändering
tot in een Vlinder, I. 553. enz.
D e z e Rups volwasfen zynde 'beloopc
haare grootlle Icngte, in 'c kruipen, op
één duira. Zy is wac rank, en zeerbehendig
in het kruipen, kunnende zieh,
' 3 Z9