í i ' : ' 170 A L G E M E E N E
tige, heldere en doorzichtige huid te
bellaan; doch de ingevtandín zyn van
cen gansch zonderling maakztl: hunne
koleuris bleek geel, aU. 533.
Slangajes of IVormen, Qbefcbryving van
drieerkie,') welke zkb, gslykde Armpolypeny
vermeerdercn^ ais ze düorgefmedenwordenIII.
522.602. De [engte
van die Slangetje is anderhalve dtiim.
De Kop is 't dikrte deel van het diertje,
en he: daarop volgende lange lyfis na
fenoeg overa! even dik, behalve dat de
aari iets dunnei- wordc, en raeer ftomp,
dan fpíts eindigt. De huid is gansch
helder en doorzichtigj doch hierendaar
mee enkele korte hairtjes bezet. Dezeive
is helder geel, echter het fchooníle aan
den kop en hals, alwaar eenige zwarte
vlakken zyn. De overige, door het
ganfche Slangetje heen loopende vlakken,
Zyn eigenlyk geene vlakken, maar brui-
Jie door de huid heen fchynende ingewanden,
welke zieh voor het oog als
een om een flaf gewonden band vertoonen,
Zynvoedzel zyiiwatsrlinzen
of derzelrer vvort£len. Aandeondervlakte
van den Kop befpeurd raen een
klein njratje, 't welk het Slangetje nti
langer, dan korter maaken, en ooícjals
^ t wilde, geheel intrekken kan, en dit
is werkelyk deszeifs morid, ald. 525.
Dvvars door in 2 ílukken gefneeden zynde,
Hiierden die (lukken tot volmaakte
Slangetjes: maar met de ftaartIlQkken
ging het langzaamervoort, doch die kreegen
ook hunnen Kop, en binnen 10 of
II dagen warenzy zulke volko.usnSlaugetjes,
ais de kopftukken; en deze verdeeling
wierdt herhaald, waarop alien
even volledig en volmaakt waren, ald.
527. enz.
Skam heeftverfcheideÄewi'sbefchreeven,
II. 21. 27. SISluip
of mppsr-viesp, (ds grooten,'}
met haar zwart en geel achterlyf^ die
in veelerleis vlinder-pppen haaren mlkamen
wusdmn iereikt, II. 494 enz.
De Poppen van deze worden in de ringrupfen
gevonden, ald. 494 zynde zulk
eene Pop tamelyk hard, geelachtig wie
van koleur, en langwerpig rond. Het
H^Sfje is aan zyneachteruitlleekendelegpyp
te kennen, maar voor het overige
korac die mee hee mannet je in geftalee en
koleuren overeen. Het acbterlyf dezer
Wespen is byha fpilvormig, ald. 495.
aan de ondervlakee icboon geel, envan
boven zwart: maar hsiVoorlyfexiisKop
hebben in 'e geheel eene zwaree koleur.
De Sprieten zyn lang en ook hairvormig:
de 6 Pooien vereoonen zieh oranjp
geel; en de 2 homenvleugekn zyn s
aan de biiieenranden , met een driehoekig
zwart vlakje voorzien, doch deze zo
wel, als de onderlie, vailen by de inle.
ding iets in het geele. Ais iiilk eene
wesp een Spinzel van ingefponnen Poppen
ontdekt, kruipt zy over het zelve
heen, en de Pop wordt van haar met
een Ei belegd, ald. 49Ö. waaruit eene
grooee wiete Made voortko.nt, die van
achteten dik is, van vooren fpits toeloopt,
en een zeer fpiezen zwarteii Kop.
heefe, ald. 495.
Sluip-wesp, (_di kleine gezellige,') methet
geele achterlyf, 'sselke haare Eieren
aan de rupfen legt, hsnevens haare
mrandering, II. 49a enz. Hac M^yße
dezer foorte heefe geene Legpyp ; haar
achterlyf Ii meellal geel, do'ch van boven
en aan 'e einde graauw^ waar cegen
het uoorlyf eene blinkende zwarte koleur
heeft, en de 6 Pooten weder geel
zyn. De 2 zeer lange Sprieten vertoonen
zieh hairvormig, en de 2 glanzige
bävenvleugels, waarin verfcheide koleii-
B L A D W Y Z E R . Í71Í
ren als een Regenhoog fpeelen, hebben
, omtrent het midden van den buitenrand,
eene driekantige zwaree vlak ,
ald. 491. De bevruchte Wyfjes leggen
huntje Eiertjes aan de Rupfen, zo dat
die aan de huid en hairen derzelve hangen.
De Maden., uit deze Eiertjes
voortkomende, zyn met een zeer fpiezen
Kop voorzien, niet ongelyk aan de
fpitze eener naalde; ook fchynen ze zo
hard te wezen; endus kunnen deze diertjes
daar raede de baiten dien reets gatige
rupfen-huid te ligter doorbooren
ald. 492.
Sluip- of IVipper-mesp, (de kleine zwarte,)
die zieh, als Made, in de groote
Pinnen-rups met den hreeden tuggeflreep,
otithoudt, benevens haare 'jerandering,
II. 492. enz. Deze foore
van PFespen legt haare Eieren meeft in
de groote Pinnen-rups, vvanneer deze
half volwaflen is, of voor den tyd haarer
laatfte veranderinge van huid. De
Maden, daaruie voorekomende , blyven
menigmaal 14 dagen, ofzo lang toe dac
ze volwaflen zyn, in de Rups verborgen
; maar eindelyk kruipen zy 'er met
veelerieie zeldfaame beweegingen uit.
Zulk eene Made is dan omtrent een derde
van een duim lang; zy is geel van
koleur, en met eenige donkere vlakken
getekend. Zodanig eene Made fpint
zieh in, en weet haar fptnzel, dat altoos
zeer hard, ovaal rond van gedaante,
en zwart-bruin van koleur is, aan een
tak of wand zo vail te hechten, dat het
noch doot de nariigheid los geweekt,
noch door een geringen ftoot afgeworpen
kan worden. In zulk een huisje
verändert zy in eene Pop, en omtrent
3 weeken daarm komt 'er de Wesp uit
voott, ald. 493. Haar gatifche ij/is
zwart, doch de £> Pooten zyn roodachtig
geel. Haare dünne Sprieten, waar.
aan geene kolfjes te befpeiiren zyn,
draagt ze gemeenlyk om hoog, iets achter
overgeboogen. De 2 bovenvleugets
zyn, aan den bovenrand, van een paar
zwarte vlakken voorzien. De Wyfjet
hebben geene Legpyp, ald. 494.
Sluip- of Wipper-viespen, (ße zeer kleine,
gezellige,^ die zieh als wormett
in de Poppen der Dagvlinders ontboudeni
II. 485. enz. Deze Wespen
beieggen de nog zeer weeke, en in dien
tyd nog groenachtige Poppen met haare
Eieren, en deze kleeven 'er zo vail aan,
dat ze, door de verharding der Poppenhuid,
niet los geraaken. Wanneer nu
deze aan de Pop zittende Maden , naa
een körten tyd, meer voedzei noodig
hebben, verlaaten zy de Eierfchaale,en
booren in de Pop zelve in. Terftond
beginnen ze den Vlinder, die 'er in zie,
en in een vloeibaar vocht ligt, aan ee
tarten, en tot hun voedzei te gebruiken ,
aU. 488. Deze kleine Maden zyn
geelachtig wit, en zonder Pooten; doch
zy veranderen ook in Poppen, die in 'tbegin
de eigenfte koleur hebben, maar
naderhand donkerer en graauwer wor'
den. Zy maaken geen Spinzel om zieh
heen, gelyk die van andere Wespen;
want de van haar uitgeteerde Poppenbulze
verftrekt haar tot een veilig verblyf,
waarin ze buieen alle gevaar kon.
nen liggen, tot dat ze ryp geworden
zyn. Deze rypheid bereilien ze, des
zomers, binnen 14 dagen; doch in eene
Pop, welker rups eerft in den herffl verändert
, en waaruit de Vlinder eeril' in
in het voorjaar ter waereld ftondt te komen
, blyven zy ook den ganfchen Winter
door. Zy leggen haare poppenhuid
te gelyk af,- byten door het bekleedzel
van haare vcorige wooning heen, en
Y 2 zwer