iitè^ ! W'M
¡ D S L G E M E E N E
vleugelfchedeii, ílechts eeiiige fcliubbenv.
iniigo blaJjii. De gellalte der I2
luchfjinnen of vedcren zyii den VischíchiLiben
niec oiigelyk, en diarby zyii
ze zeer dun en doorzichtig. Hec overige
van hct Z j / loopt na achtercn fcherp
toe, luaar hec heefV zulke haiifpkzen
niet, ais by den voorgemelden Worni.
By dezeii ziet raen 3 rtiáveieren; zy loo •
penvoor en achter fpitstoe;en hebbenin
het raidden, daar ze hec breedfíen zyn,
eene witce kolenr, doch de íleelis daar
zwart, waar tcgen al het ovcrige Okergeel
is. De tyd hunuer veranderinge
naderende konien zy, even ais de voorige
foort, allengskens nader aan de bovenvlakie
van het water, doorgaans in
Mai, zomcyds wac laater, en zelfseerll
vvel in den Zomer, ald. 232. Meerendeels
laat het uitgekroopen Haß de ledige
Wornien-huid in 't wacer liggen ;
niaar zomtyds kan hy 'er zieh niet gehee!
van ontdoen, doch die belet hein
niet, zieh door de vicichc uic hec wacer
te helfen, hier of daar aan ce zetten,
en deis de huid af ce llroDpen, alil. 233.
Deze foort heeft, ais het gevleugeld
fchepzel ce voorfchyn komc, niec meer
dan 1 ftaartj'pitzen, die hairachcig en
langer zyn. Zo dra deze Infeften de
wormen-hnlze hebben verlaacen, bedaat
liunne eerlíe verríchting, in zieh ce paaren
, doch des anderen dags zyn ze allen
dood. leder "Siyfje legt een tamelyk
aantal van Ekren, die ze niec alleen in
het water, dat de rech.teplaacs isj lasten
vallen, ma.-r ook op alle piaatzen, daar
ze zieh ter neder zetten, en dcis raoecen
alle die Eieren, welke niet zo na aan
ivaterige plaaczen zyn gefallen, dat ze
'er door den regen konneu ingefpoeld
worden, noodwendjg bederven , aU.
Oleander-rups, Qde groote en fchaoti-:,)
bensvens haare verandering in een
prächtigen NACHTVUNDER der BERSTE
C L A S S E , III. 82. enz. De Ä'o/) van
deze Oleander rups, in haaren volwaffen
ftaat, is zwarc, en de Hals
heefc eene Ichilivormige vlak van dezelfde
koleur. De i fpiegelvlakken zyn
gansch donker-blaauvv. J3e grondrerwe
der eerlle ringen is oranje-geel, en
de laacfte heefc, benevens de Nafcbuivers,
dezelfde koleur. De bovenvlakte
van den Rüg vcrtoont zieh, tot
aan de 2 witte zydltreepen, gansch
dof en donker, en van onderen loopt
'er, längs die ilrcepen , een zwarte
flreep. De overige onderulakte lieeft,
gelyk de 8 iiompe Buikpooten, eene
oker-bruinachcige vleeseh-koleur, ende
6 klaau-jipoaten zyn bleek-blaauw,at/.
87. De Pop is eerll gansch zwavelgeel,
miar wordc, naa eenige dagen',
iecs donkeror, en cen katllen krygt ze
de koleur van geel Wasch, of donkec
Oranje-geel. Haare lengte beloopc ten
naallen by 3 duinien. De 5 iaatlle
leden van haar Achterlyf fchynen iecs
donkerer, dan de overige, wordende
veroorzaakc door de menigvuldigo ilip.
pen op dezelve. Hec harde ßaartpunt
is bruin, en by daczeive bevindc zieh
eene langwerpige, donkere fpleetvlak,
ald. 88. Naa ruim 4 weeken komc
'er de Vlinder uic voorc, ald. 89.
Deszelfs bownuleugels zyn over hec
algemeen fchoon-gras-groen. De menigi'uldige
vlakken in dezelve verfnielcen
ten deele in elkander, en hebben ten
deele eene heldere, zeer fcherpe bezooming,
welke nu in de lengte, dan overdwars,
nu gedwongen of gekronkeld,
dan half cirkelswyze enz. door de vleugels
heen loopt. Twee andere vlakken
B L A D W Y Z E R . 109
-zyn' byzonder merkwaardig. De eene
3S fchoon-roozenverwig, en loopt na
den achterlien rand des vleugels. Do
andere vlak is violet-blaauw, en loopt,
in de lengte, na den achter-en binnenfand
nederwaarcs. Dan is 'er nog eene
derde vlak by de inleding des vleugels,
welke okergeel is, en in hec midden een
zvi'arten ffip heeft, die haar de gedaance
van een oog geefc, ald. 90. De Ondervleugek
pronken insgelyks met eenige
groene en zwarce vlakken, tulTchen
welke zo donkere, als heldere ftreepen
en linien worden gezienmaar hebben
in hec midden cen violet-graauwcn grond,
en aan de inleding worden ze weer
zwart. De../iop heefc medc, als't overige
¿3'/, eene fchoone groene koleur.
X)e Oügen zyn tamelyk groot en rood-
•bruin; en de 2 dikke Sprieten bleek
oker-geel. De Halshraag op den Kop
heefc eene breedc, bleeke, vleeschverwige
bezooming, ald. 91. De koleur
der 6 Pootsn is bruinächtig-wic; de 2
voorlle zyn, aan hunne bovenfchenkels,
niec een dik Vederllof zeer fterk begroeid,
cn aan de 4 andere ziet men,
aan het einde van 'c middelile lid , cwee
fteekfpiczen aan ieder pooc, ald. 92.
Ottruß, dezen naam draagt de Vlinder,
voorckomende uit de groene, wii ge-
- ßreepse Rups-, in Dtiitschland wordc
hy donrgaar.s het genocmd, I,
175. oanm.
Oogen, zie Cezicht.
Ooßindifche Scorpioeii, zie Scorpioen ,
COoßindifcbe.)
Oranje-geele , kleine Hout'ixorm , zie
Haufwmm, (^de kleine Oranje-geele)
Oranje-geele ¡ebadelyke gezeltige Rttps,
zie Scbadelyke, gezellige Oranje-geele
Rups.
Ordens-Und, (Jiet hlaauwe Engelfehi
wordc de iuitengemeen grme Vlinder,
met graauwe gewalerde hovenvleugelen,
en belder-violet-hlaauive en zwarte
ondervleugelen, genoenid, IV. 511.
aanm.
Overflrooming des aardkloots ; de Schryvcrs
der algemeene Hiftorie melden,lioe
iemand, daartoe bekvvaam zynde, uitgerekend
heeft, dac'er, volgens de allermindc
rekening, toc zulk eene Overllrooming
22 zo genoemde Oceaans
noodig geweell; waren, III. 511.
aanm.
Paau'joen-fpiegel-vlinder, zo wordc de
Flinder, tiit de gezellige fluweelzwarte
Doornritps, wegens zyne ongemeen
fraaje fpiegelvlakken , genoemd, I. ao.
Paauvjen-vlinder, de Eieren, en de daariiit
vocttkomende Rupfen van den
gfooten en prächtigen Paauwen vllü'
der, IV. 22. enz. Deze Eieren zyn
rond en i]Mlvormig, als roodächcig zind
van koleur, zonder rimpels, en aaii
beide de iiompe einden met een iet.s
roodächcig, doch donkerer, en watverheven
piinc voorzien, ald. 123. De
linpfen, daaruic voorckomende, veränderen
4 maal vanhuid, ald. 124. Kort
voor de tweede vervelling hebben zy
eene zwart'graauwe grondverwe. De
grondverwe, by de ide verandering van
hiiid, is een aangenaam bleek-celadon
of bleek-blaauwachcig-groen, ald. 125.
Naa de derde verwifleüng is de grondverwe
geeliichcig-groen. De Kop is,
coc aan den bcciinen bek der Rupfe,
nieerendeels geheel groen, doch in hec
midden door een zwartcn llreep dermaa. •
te verdeeld, dat'er, boven den mond,
nog een groene driehoek wordt gezien.
O 3 Uä
i