A L G E M E E N E
: j;.
l i e 6 klaainvpooten zyn rooci-bruin , en
d e 4 paar í lomp" btiikpooten hebben de
k o l e u r van het L y f , die nu geel-groen
is. De wederzyds ilaandc 9 luchtgaten
zyn fneeuwwit, en met een teder zwart
b o o r d z e l omringd, maar het l y f i s , hier
en daar tuflchen de leden, nog met
z w a r t e pimtjes bezet, ald. 126. De
g r o a t ü e Riips van deze foort is niet
boven de 1 duimen lang , dd. 127,
Zie verder by Rups, ¡le buitengemesn
groóte , enz. volgens IV. 88. enz.
Taauw-mg-nacht-kapel, wordt genoemd
de y linder, ait de fclmne, groose,
gfoene Rups , met ronde, 'cerheve,
roode en geele knopjes, voortkomende,
I. 216.
Fûauimog-pylftaart ; dezen naam draagt
de Vlinder uit de emzaame blaauviftaartige
dikke groene Rups , met
fchuinie •mine zydßreepm ; by de
Hoogdmtfcbe liefhebbers wordt hy genoemd
Smrhok, 1. 130.
Viierel-vlindsr, wordt genoemd de Vlinder,
uit de eenzaame koolziuarte Doornrtips,
met tegelroode zydvlakkeiimoa-
I w m e n d e , IV. 135. aanm
Fa^rkmoer-viinder, van degrobtilefoort,
z i e de befchryvingevan dezen by öoori!-
rups, {de eenzaame koolzniarte,') met
tegelroode zydvîakken, enz,
Paerlemoer-i'Hnders, noemt men älcvUnàers,
wier ondervlakte der ondervîeug
e l e n , gemeenlyk, met Paeriemoer
i i h y n t ingelegd re wezen : danr zy,
w e l k e r vlaiîken noch zilver- noch Paerïemoer
glans hebben, raaar evenwelmet
i b o r t g e l y i i e grondvervve encieraaden zyn
v o o r z i e n , den naam draagen van Paer~.
lemoer-vlinders zonder Paeriemoer
• III. «s.
Page di Id Reine, 20 wordt de Vlinder
uit de eenzaame, [chôme, groen geeSacblige
Fenkei-rups voortkomcnde^^ge.
n o e r a d , I, 76.
Paquet de feuilles fcchcs, zo veel als het
bosje dorre blöderen, zo noenien de „
Franfchen den Vlinier uit de groote
bairige Gras-rups, I. 398.
Parlemoer-vlinder, {de kleine,) zie, de
b e f c h r y v i n g daarvan by Doornrups
(Je kleine heUer-bruine , Z'juart gevlakte,
enz,')
Parlemoer-vlinders zonder Parlemoer ,z\<i
by Paerlemner.vlinders.
Peeren-rups, z\t Appel- en Peeren-rups.
Pees-ivorm, zie Zemm.wrm.
Perficaria (Perfik-truid) deze Plant ^
w o r d t , veeiraldig, op vochtigeenmoerasfige
piaatzen gevonden, en van de
g e m e e n e lieden fin Duiiscbland) Wilgenkruid
genoemd , waarfchyniyk om
dat haare bladeren den fpitzen Wilgeb
l a d e r e n niet ongelyk zyn. In d e Duit •
[che gewcl len groejen t-ixeederleie [oorten
van dit gewas: de eene heeft iets
k l e i n e r bladeren, die groen van koleur
e n zuuriichtig van finaakzyn, Perßearia
vulgaris, acris minor, iive Hydropiper;
(gemeen zuur, klein Perfikkruul
of Water-peper:) de ander e draagt
g r o o t e r bruingeviakte, en minder wran.
g e bladeren; perficaria, major, mitis,
& maailofa, oi^ groot, zagt, gevlakt
Perfik-kruid. Aan de eerfte dezer foorten
komt, met recht, den naam van
Waterpeper , uit hoofde van haaren
w r a n g e n en brandenden fmaak, alleen
t o e ; de laatite is in tegendeel het eigenlyke
Vlooikruid. I. 344.
Perfik-kruid, zie Perficaria,
Petercely-vlinder, zo wordt onder de
L i e f h e b b e r s der Infeften-verzamelingen,
de Vlinder uit de eenzaame dopgroene
g e n o e m d , I. log.
Pk-
B L A D W Y Z E R.
Pükenier, onder dezen naam is, by de
L i e f h e b b e r s , de Vlinder uit de groote
Pinnen-rups, met den breeden geelen
r u g g e l l r e e p , bekend, I. 227.
VilofeÜae, zo wordt de Dagulinder, of
kleine Paerlemoer-Vlinder zonder Paeriemoer
by de Liefliebbers genoemd, IV.
105. aanm.
Pinna, wordt de Schulpvisch genoewd,
welke zieh, door middel van de fyne
z y d e , die hy kan ipinnen, dermaate aan
d e Rotzen weet te verknochten, dat
n o c h winden noch baaren dit fchepzel
ligtlyk los können maaken, III. 304.
Pinnen-rups, (de bontvermige en byzonder
[raai gctekende,) hmevens haare leranderuig
tot in een J^acbtvlinder der
tweede Claj[e, I. 324. enz, Wanneer
die haare hoogile gtootte bereikt heeft,
is ze byna 2 | duim lang, Haare grondv
e r w e is bruin, en met veele kbrte en
t e d e r e hairtjes begroeid. Deze bruine
g r o n d is, aan beide zydcn van het l y f ,
met donkere fiteepen getekend, ald,
3 2 4 . en tuiTchen dezeive, op ieder ring,
met 3 onder elkander ftaande bruine
k n o p j e s vcrcierd, w,aaruit graauwe hairt
j e s voortkomen. Van den hals af tot
het achteri^e lid loopt 'er een breede
zwarte flreep over den R ü g , ter wedorzyde
met een hoog gecl boordzel flangswyze
omgeeven- De Pooten bebben de
k o l e t i r van het Onderlyf, maar de voorîle
zyn zomwylen wat imr.QX,ald. 305,
H e t Spinzel is doorgaans mcer geelach-
• tig-bruin, danroodächtig-wit, ald.j'^^,
aanm. Naa omtrent 2 dagen daarin gel
e g e n te h ebben, verändert ze in eene
Pop, wier voorfie zeer körte en ftompe
deel wel eigenlyk zwart is, maar'tvalt,
i n t hoofde van zyn fchoonen glans, veelal
in 't blaauwe. Her rchter en langlle
deel van 'c lyf is docker- b n n n , en op
a l l e deszelfs ringen, behalve op beide
de laatllen, ziet nien, boven op den
r ü g , een paar geelachtig-roode ili-eepj
e s : en llet laatHe lid is met eeu klein
¡laartpunt voorzien. Naa 14 dagen
konit 'er de Vlinder uit te voorfchyn.
D e Mannetjcs hebben iets breeder fpriet
e n , en zyn bleeker van koleur , dan de
VVyfjes. De grondverive des bovenvleugels
is twecërlei, te weeten deels
b l e e k - b r u i n a c h r i g - g e e l , deels eenigzins
r o o z e n - r o o d . Door denzelven loopen
eenige heen er. weder geilingerdelinien,
t e r wederzyde donker-bruin bezoomd.
Aan 't uiierile einde ziet mcn 3 roozenverwige
vlakjes. De Ondervleugels en
het Achterlyf zyn overal bruinachtiggraauw,
Boven den Kop befpeurt men
eene breede zwart bruine vlak. De 2
v o o r f i e Pioten zyn bruiner van koleur,
dan de 4 overige, doch alle zyn ze,tot
aan de klaauwen, met Rort hairig Hof
bekleed, ald. 326, De Eieren zyn
meeftal bleek-aardkoleurig-brtiin, glad,
en van endeten plat, ald. 327- aanm.
Pinnen rups, (de groote,) nie! den breeden
geelen ruggeßreep, benevens haare
verandering tot in een Nacbtvlinder
der tweede Claffe, I. 223, enz. Deze
R u p s wordt niet ligt volkomen 2 duimen
lang. De Kop is blinkend zwart
van koleur, en heeft van vooren een
paar fraalle geele ilreepen, die van boven
in een fpitzen winkelhoek te zamen
l o o p e n . Aan den hals zitten veele roodb
r u i n e en zwavt graauwe hairen, over
den Kop hangende. De beide zyden
van het X. j /hebben eene zwarte grondv
e r w e , en deszelfs onderfte deel is
wiiächtig. De Pin of Tap op den Rüg
is niets ander s , dan een uitwas van den
r i n g , en van diergelyke vleeíige vezel
e n , als waaruit het ganfche lyf befcat ,
z y n d í