Sff"
A L G E M E E N E B L A D W Y Z E R.
• i
. It»
- \
pui-clde n t . p Iccft vnr, rile fecncr.v=n
Kid(!ufpc[.un, 1. C47. a^íj,
Míícfjfüoicn-rvps, (ée jcloctie foodhmne,')
uet ^gcck liindvotmigefìreefen
, ecn l'ieescliverixigen hop, en
dtrgeìyle Poacn tercierd, tcmvem
ha are lerar.deting ¡et in un ¡yachtvHnder
der twecde Clasjè, 1. ^-is-enz.
• Op zyn hoogft is deze Rups'ijduim
larg. De rende ^0/1, die van vocren
vci deeld is, onderfchcidt zich irzondcr-
, Icid dcor zjncn ichoonen vleeschverwigeii
glaiis, en van deze kokur zyn
coli de 6 foor- en de 8 hmipooten-,
niaar de 2 achterfle zj n rood-bniin, ge-
Jyk de frondverwe van 't oveiige l;)f.
: Deze gi ondverwe is met vede donkere '
rumen heffrenkeld, en hcefi 4 zwavelgeeleilrcfpen.
De 4 rood bniine vlakken
2)n bj'na overal evcn breed. leder gee-
; ]e flreep is, van boven, met een leder
wi[ ilreepje geboord. By haare verandcring
niaakt ze eene ruime holligbeid
in de aarde, bekleedende dezelve met
acn week fpinzel; en naa eenige dagen
2iet men eene dof-blinkende rood-zwarie
Pop, ald. 426. Deze is luilcbende
ringen of ickervingen roet een iets helderer
rood, en overal met donkere
punten voorzien. 2y blyft den »intcr
over, totinde inaand Mai, in de aarde
• verborgen liggen, en dan verfchynt de
' Vlinder. Deszelfs grondvci'weismeeftal
rood-bniin : de iovenvleugels zyn ,
' « m t r e n t den biiitenrand, met een ge-
• kronkelden , fchoonen , flroo-geelen
dvi/arsftreep vercierd, en in het midden
dcrzelve vertconen zich 2 witgraauvve
vìakken. Het Foorìyf heeft dezelfde
grondverwe,- maar Iiet yíchteríyfh helderer,
en midden over den Rug loopt
eene rei verheve cn opgeworpe zvvarte
vlakken. De Qndctvkugek zyn don-
I'er-eraai!w. Drie vsn cíe Í VCMCH zi-n
tan de tovciiichcnlcls n:ct kleine hairijes
bezct, en voor l;et ovcrige van dèzeiide
koleur als de bovenvlciigels, ald
4=7-
Ringrups, (c'è fchaddyke, gezellige, en
geflreepte ,) bcnci-ens haare verandering
tot in cai Nachtìilinderdermsede
Clasje , I. 216. cnz. De grootfte
ucrdt-niet boven de 'j. duimen lang. De
• Ki p is van vooren . wat vlak ¡, blaauw-
- achtig-graauvv van [oleur. . De liah
is van dezelfde koleur; ald. a 17. en
lieeftop iederzyde eene zwarte vlak. Het
Lyf is met veele rechtsdraads loopende
. flrecpen, van onderfcbeide koleuren,
naar de lengte overtoogen. Midden
over den Rug loopt eene enkelvouvrdige,
witte tedere linie, tulTchen 2 andere,
even breede en geelachtig-roode
linien ingeflooten. De ganfehe hiiid\%
met tedere, geel bruineengraauwacrtigzwarte
bairen begroeid. Het onderlyf,
benevens de 8 paar fpitze en llompe
• Pcoten is geelachtig.bruin van koleur,
ald. 218. By de verancieringe zoekt
deze rups een lioek aan eene febutting
of vvand, of een gat in den fera van
een boom; of trekt eenige bladen van
een tak te zamen, en maakt 'er eene
v.'ooning van, en in dezelve een weefzel,
het welk met veel kalkachtig wit
• en geel llofbezet is. Naa eenije dagen
komt ze in de gedaante van' eene
Pop tevoorfebyn, ald. 218. Deze is
met, wel i duini Jang. Het onderfle
desi is vooraan, en aan het ilompe fl»elp
a n t , bruin van koleur, en de bovenvlakte
dof-zwart-graauw. Naa ongeveer
3 weeken breekt de FUnder door
het SpiDzel heen, ald. 219. De grondverwe
van beide geflachten is evne ens,
en wei bleek-roodüchtig-gee]. D Qogen
¡?yn zwart, en de Sprietsn van hct
Manr.etje breed cn vcdeivormig, maar
van het U'ytje op verre na zo breed
niet. De bovenfchenkcls der 6 Pooten
zyn ongemeen digt met hairen begroeid
door de beide bovenvleugeh loopt een
paar kromme ros-bmine linien;het
terlyf van 't Mannetje is wolhairig en
flank, en het laatfte lid is donkerer van
koleur, dan by het ^ y f e . De Oxder-
. vleugels zyn van dezelfde grondverwe.
. De Eieren zyn bruinächtig wit, en blinken
, of ze met vernis beftreeken waren.
Midden op de bovenvlakte ziet raen een
klein en niet zo zeer diep groefje, dat
het ftipje is, daar de jongen door byten,
oni 'cr uit te komen, ald. 220.
221. en aanm,
Ringrups, (Je tweede foort der gezellige,
op de Woifsmelk aazende,') behoorends
tot de tweede Cía f e der Nachfolináers,
IV. 82. enz. Deze tweede foort
van Ringrupfen komt met de eerlle niet
alleen daarin overeen, dat haar Vlinder
zyne Eieren kringswyze rondom eenrys
of ilengel legt, ald. 83. maar dat ook
het Spimel zelf van de rupfen, wanneer
2e willen veranderen, even als dat der
andere is vctvaardigd, ald. 81. Deze
Eieren zyn piramidaalswyze, of ten minílen
is het eene einde danner, dan het
a n d e r e a l d . 84. aanm. Eenige van
deze foort van rupfen zyn reeds omtrent
het eiiide dermaand Jun-j, dochandere
eerft in July volwaflen, wanneer haare
lengte omtrent 2 duimen beloopt, doch
de Mannetjes zyn veel kleiner. DeÄo?
der rupfe heeft eene blaauwächtig-groene
grondverwe; van vooren ziet raen een
paar langwerpige togvlakken, en ' de
hek is inet zyne vreetfpitzen zwart. De
hals heeft, fiven als de Kop, eenegeel
e bezooming, becevens een paar byzon
'cre zwarte vlalikn, waarin raen 2
Witte puntjesziet. T)eOnderi-laktevaa
hetlyfhzo gnauw als de Kop; heeft
etielyke tedere zwarte punten. De zjäe
vlahe beilaat, meerendeels, in een
doorgaandcn even breeden helderen hemel
blaauwen fireep, welke op leda
l i d , door eene breede en eene ietsfmal-
1er Vierkante zwarte divarsvlak, mi'Sgaders
door een paar zwarte punten afgebroken
wordt. De hovenvlakte heefi;
eene meer vuurroode, dan oranje-geele
grondverwe. De = nafcbuiwrs zyn
jneer oranje-geel, dan de 4(lompe'foí¿-
pooten, en de 6 voorile klaawjipooten
zyn zwart, ald. 85. Wanneer ze veranderen
zal, fpintze zich aan een grashalm
of Wolfsraelk-ftengel in; ald. en
dit fpinzel is fchoon - zwavel-geel. Naa
verloop van 4 of 5 dagen is zy in eene
Pep veranderd. De Mannetjes-pop is
niet alleen de helft dunner, en een derde
korter, maar ook haare bovenvlakts
van 't langer achterdeel is bruinrood, en
' de ondervlakte heeft eene fchoone oran-
• e-geele kolein". Do Pop 4 weeken
!ang gelegen hebbende, breekt de FÄader
door de huid en de fpinrels heen,.
ald. 87. Het Wyfje en Mannetje hebben
Over het algemeen eene rood-bruine
grondverwe, welke in de bovenvleugeh
met een paar golfvormige en helder okergeele
fl:reepen, van ongelyke breedte,,
fchuins overdwars doortoogen is. By
het Mannetje is de grondverwe veel
helderer, en valt ook eenigzins in het
geelächtig tegelroode. De koleur der
Sprieten is als die van het lyf; maar-de
6 pooten zyn zwatt-bruin, ald. S8.
Ringrupfen, aan dezen is die naam gegeeven,
oin dat de wyfjes hunne Eieren
aan de kleine takjes der boomen ofßrui to..
Q