V'Ì-Sìmì;.
f"
ifie;
IS8 A L G E M E E N E
ald. 259. Op de Bovemleugelm is de
grondverwe zilvergraauw, en van een
voortreffelyken glans. De geheele grond
is uitneemend fyn en teder zwart beíHppeld.
De buitenrand heeft 7 Heine
donker-bmiiie zaag-tandjes. Naaíldezen
ziet men een final Oranje-geel boordzel,
'e welk binnenwaarts wederom donker
bezoomd, en nict kleine tandjes bezet
is. Naa eene brcede uiíTcbenruinite volgt
cene andere Oranje geelc linie, en eindeljk
nog eene derde diergeljke, na
vooren aan hct lid, maar dienict volkonicn
tot aan den aeliteiften rand gaat.
De kolciir der Ondervhugeb en van
het /¡chterlyf is cver liet geheel okerof
flroo-geel. Aan den buitenrand zyn
deze vleugels cierljk iiiigefchiilpt, en
met zwarte Hippen bezet; en het Achí
í W j / h e e f t , aan beide zyden van ieder
lid, eene zwarte ftip. Hetrcndeendikke
foor/j/'heeft dezelfde koleuren en tekeningen,
ais debovenvleiigels, ald. 260.
Zeer diep onder het Voorlyf zit een
kleine Kop met donkcr-bruine Oogen en
geele Spriaen. De Pooien zyn zeer
, kort en helder-geel; de hveiifchetikds
zyn digt met hairen bezet, en de overige
leden met donkere llrecpjes getckend,
ald. 261.
Rups, ide zixarte,^ met den hruinen
Kop, en eene bezocmide heldere zyde-linie,
die zieh cp de kmhbezien onthoudt,
henevtns hsare veranderingm
in een NachtvUnder der tweede Clas-
Je, III. 2-0. enz. Deze wordt, inda
maanden Mai of Juny zo wel volwasfen,
ais nog jong gevoiiden. Haare
grooifie lengte is nooit boven 11 duira.
De Kop is blinkend helder-bruin, zoals
cok de 8 ílompe buikpooien, benevetis
de ganfche ondervlakte des buiks. Aan
ieder zyde van onderen loopt eene
doorgaande witte linle, de haU heeft
eene byzondere wiiie bezooming, en
aan ieder zyde een beider- bruin ílreepje.
De 6 fpitze Vompooten met de 2 Na-
¡ehuivefs zyn zwart. By de veranderinge
begeeft ze zieh in de aarde, verbergende
zieh aldaar in een Spinzel, dat
ze vervaardigt, en een eironden bol verbeeldt.
INaa verioop van 8 dagen verändert
zy in eene roodbriiine Pop, welke
van achteren eenkortüaartpnntheeft,
cn een paar wrarjes, ald. 250. Binnen
3 of 4 weeken komt de ('linder te
voorfehj n. Op de grondvlakte van deszelfs
Foorvleugelen vindt men de grondverwe
donker Oranje-geel, of geel-roodachtig
bruin. In het midden dezcr bovenvleugelen
ziet men een gansch wie
ptint, nevens 't welke nog een paar
kleine flippen flaat. De Ondervleugels
hebben, zo als ook 't Aehterlyf, over
het gebeel eene bleeke, geelachtig.bruine
grondverwe, die met eene eenigzinshelderer
bezooming omgeevcn is. Het
Voorlyf heeft een donkerer of bruiner
verwe; de Sprieten zyn hairvormig,«W.
251.
Rups, (de Z'xarte., met eene drievoudige
geele horduuringvereierde ) ivelke zieh
op de Welle Wilgen en EJfeboomen
onthoudtf benevens haare verandering
in een Naehtulinder Dan de Iweede
Clas/e, III. 236. enz. De grootfte
lengte dezer rupfe beloopt bykans anderhalven
diiim. De Kop is zwart-blinkend.
Degrondverwederganfcherupfevertoont
zieh fluweel-zwart; endoor dezelveloopcn
3 fchoone hoog geele ilreepen. Een
dezer ilreepen loopt midden over den rüg,
en de '2 andere zyn beneden aan de zyden
te zien. Die geele boordzels zyn raet
Witte punten bezet,- en zo is ook de
zwarte grond met eenlge hoog-blaauwe,
blin-
B L A D W Y Z E R - IS9
blinkende en verheve knopjes vercierd.
De 6 fpiize V0örp0"ten, met de 2 na.
Jcbulvers, hebben eene zwarte koleur,
ma r de 8 bulkpooten zyn helderer. Zy
blyff den vvinter over in haare rupfengefiahe.
Haar Spinzel is zeer teder,
witachtig en doorz-iehtig. De Pop heeft
in 't begin eene blinkende rood-bruine
kok-ur. maar wordc allengskens donke«
rcr, ald. 237. Naa verioop van 3 weeken
komt 'er de nachtvliiider mtievooxfchyn.
Deszelfs, ondet vleugels zyn hoog
Carmyn-rood, en met 3 ongelyke zwarte
vlakken, cn aan den buitenilen hoek
nog met 2 roode vlakken voorzien,
waarvan de eene grooter is, dan de andere.
Het Jebterlyfheeh eene dergelylie
hoogroode koleur, en doordeszelfs
midden loopt een finalle zwarte (Ireep,
in de lengte, tot aan het uiterfie lid, dat
geheel zwart is. De lovenvleugelsliéb'
ben eene zwarre grondverwe, die in het
blaauwaehtig groene fpeelt, en waarin ee •
nige fpierwitte,enoranje-geele vlakken ge.
zien worden. Het Foorlyf , benevtns
het eejíie lid van 't achterlyf,
een groenblinkenden zwarten grond.
De Kep, de beide hairvormige Sprteten
, en de 6 buigzaame Pooien zyn
zwart, ald. 238. Het mannetje is niec
alieen donkerer van koleur, maar cok
kleiner, en heeft vedervormige Sprieten,
ald. 238.
Rups, '^de zwart hriiine, bcjitgefpikkelde^
roshairige,) benevens haare verandering
tot in een Nacbtvlinder dertweeds
Clasfe, I. 327. Deze vindt haar voedzel
aan veeleileie Kiuiden, en wordt in
July en /¡uguftus, zomtyds ook nog
in het begin van September gevonden.
Zelden wordt zy grooter, dan duim.
De grondverwe der huid is zeer donkerswart
bruin, ald. 327. De/&/ismiddelmaatig
groot, blinkend zwart-graairw,
en eenigz!n.s bedckt door de geelachugroode
hairen, die rondini den hals Haan,
leder ring, de 2 eerilen ultgenomen, is
van onderen, wedcriyds, meteen hooggetlen
boogswyzen ilreep vercierd, in
Wiens midden een koneel roode knop
ftaat. De 8 paar Pooten zyn bruin.
Wanneer de tyd haarer ver,ind.-rfagenadert,
kruipt zy meeftal aan den flam
van een boom, of zoekt ten niiniien
eenig hotit, om 'er haar Spinzel aan
vati te hechten. In deze wooning blyfc
ze nog eenige dagen te zamen gekromd
llggen , en verändert dan in cene Pop ,
ald. 328. welker voorlyf, benevens de
vleugelfcheden zwart-brnin, en het Achterlyf
iets meer roodachtig-bruin van koleur
is, hebbende een kort ilaartpunt.
Doorgaande komt de Vlinder 3 weeken
daarna uit het Poppevlies te voorfchyn,
ten wäre hy een Spadeling is; want dan
komt hy eerll; in 't volgendo voorjaar,
gemeenlyk in de maand Wiai, voor den
dag. De grondverwe van deszelfs voorlyf
en de bovenvleugekn is graauw, en
genoegzaam gansch teder gemarmerd.
Men ziet 'er eene groote menigte van
zwarte en witte vlakjes, golfswyze geilingerde
dwarslinien en ringeijes in. De
bultenfte cicrlyk uitgefehulpte rand is
geelachtig-graauvv bezoomd; en dusdanig
eene vlak, genoegzaara in het
graauwe verdreeven, ziet men ook aan
den vooriien rand, met een zwart puntje
in het midden. De Ondervleugels
zyn geekichtig-graauw, maar den buitenilen
uifgeichnlpten rand ziet men
iets helder-geel bezoomd. Het Aehierlyf
is insgelyks geelachtig-graauw
van koleur, en met een teder rtof bedekt,
ald.yii). Dq bovenfchenkels der
Pootm zya raet haireu begroeid. Alle