^ I
l o S A L G E M E E N E
putit voorzien zynde. Naa 14 dagen
korat er de VUnder uìc ter waereld.
Deszelfs grondverwe is leder- of (Iroogeel.
In het mìdden der Ondervleugeh
ziet nien een overdvvars getoogen donkeren
ftreep, en in Iiet gedeelte, van
dezen ftreep, dat zich tot aan het lid
uitllrekt, een teder Hip ofpunt. De
Bmenvkugds hebben, in het midden,
een breeden llreep of vlak, die bleekrood,
en aan beide de einden donker
bezoomd is ; in het midden na den voorften
rard laat zich insgelyks een donker
punt of vlakiezicn. Deiove» enonkrvkugels
hebben, aan den buitenrand ,
een donkerer zoom of boordzel, dan de
grondverwe zelve is. Het hairig Voor-
/ j / i s donkerer, en fehooner van koleur,
dan de vieugels, inzonderbeid na den
Kop toe ; doch h'jt onderlyfis eenkoleur
i g met de vieugelen. Diezelfde koleur
hebben ook de Sprìeten, Vfelke min of
nieer vezelig of vedervormig zyn , ald,
503. De Zuiger is aan dezen Vlinder
raauwlyks te zien, en de Fomen zyn ,
in koleur, van het onderlyf niet te onderfcheiden,
ald^ 504.
Spamiips, {degroote, brume en donker
geflreepte ,) benevens haare verandering
tot in een Nachtvlinder der derde
Clajfe, I. 492. enz. Deze ^Ja^fi wordt
o p de VVilgen- Vlier- Kwets- Peer- Appel
en Lindeboomen, als mede op het
kruidje, boe langer hoe liever, enz, gevonden,
ald. 493, aanm. De Kieren.^
waaruit deze foortvanrupfenvoortkomt,
zyn langwerpig-rond , in het begin helder
geel, naderhand hoog Oranje-geel,
en eindelyk graauwacbtig-bruin, zynde
z y met donkere lireepjes in de groefjes,
tuflchen de ribbetjes, getekend. De
jonge rupsjes zynnaauwlyks siinienlang,
tanielyk rank van lyf, en deels zwarcachtig,
deels bleek-bruin. Zy verwisfeien
ten minften 4 of 5 maal van huid,
en haare grootlle lengte is 4 Rbynlandfche
duimen. De Kop is meer plat en
breed, danhoogrond. Met iji/beihat,
gelyk dat van alle Rupfen, in 12 leden,
494. aanm. Naa de 3 eerlle leden of
ringen volgen de 6 fpitze morpooten.
In het midden van 'ilyfis deze Rups,
op het einde van den 6den ring, wederzyds,
benevens den rag, met merkelyke
hoekige deeltjes van knobbels voorzien.
De ^de ring is de dikrte van allen,
en van onderen met 2 flompetei/iof
onderßemings-pooien voorzien. Onder
den izden ring van 't einde bevinden
zich de beide ßompe, en van achteren
in a fpitzen verdeelde Nafchuivers.
D e koleuren dezer Rupfe zyn zeer verfcheide;
raen vindt ze nu donker- dan
helder-bruin j nu roodachtig- dan geelachtig
bruin^ ook wel gansch graauw
van koleur. Haar ganfche lyf is, in de
letigte, raet veele tedere, donkere en
golvende (Ireepen en linien vercierd, en
heeft aan ieder zyde van het lyf een helder
wrongachtig boordzel, waarin de 18
naauw zicbtbaare Aderagaten te vinden
zyn. Zy is gewoon, onder de takken
der boomen een neerhangend, cn met
geknaagde bladeren doorraengd,' wydl
u f t i g , doorzichtig garen-zakjs om zich
heen te weeven, waarin ze na 3 of 4
dagen de rupfenhuid afflrookt, en in
eene Pop verändert. In dit zakje blyf:
de Pop, met betvooriledeelomboog, 3
ä 4 weeken hangen , naa verloop van
welken tyd de Flinder daaruit te voorfchyn
komt, ald. 459. aanm. Deze
is in het algemeen bleek-zwavelgeel,
van koleur, maar aan de buitenkanten
der Vieugelen en aan het voorlyf iets
hoog-geejer. De Onäervleugtls zyn ,
B L A D W Y Z E R . 181
in het midden, aan den buitenkant, met
een aardig uitgerond en uitfteekend hoekpunt
voorzien, in Wiens breedile deel
zich een paar gekromde zwarre vlakken
bevindt. Door ìtàsi hovmvleugelViOpen
2 tedere bleek- bruine ilreepen over*
dwars, en hy is met veele graauwe ,
körte en fync dwarsftreepjes befprenkeld.
D e Kop is boven de Sprieten helderbruin
; de hai rvormige5/««e » zyn geel ,
en zonder vezelen ; de Zui^er is bruin ;
de Oogen zynzwart, ald. aanm.
en de 6 Pooten hebben eene bleek-geele
koleur, ald. 498.
Spanrup, (de kleine ranke en gefcbubdebenemu
haare verandering in een
Nachtvlinder der derde Clafe, 1.512.
enz. Deze wordt, in de maand Jmy,
iian de Syringa met Witte bloeraen, aan
de Eiken- t n ßoekeboomen gevonden,
bereikt de lengte van omtrent J duim, en
en zomtyds meer. Haare Kop is donker
bruin ; maar het Lyf, dat doorgaande
even dik is, heeft eenefchoonegeelbruine
grondverwe ; waarin 3 o f 4 fpits
toeloopehde zwarte fchubben-llreepen te
zien zyn; naaft dezelve loopt een heldere
fireep, en ze maaken dus te zamen
fpitze winkelhoeken uit, ald. 510. Na
den hals toe ziet men eene grooce zwartbruine
vlak fchuins rondoni het lyf, en
van hier af loopt 'er, midden door het
overige deel van den Rüg, een bruine
ftreep, die tot aan den Kop reikt; nevens
welken zich, ter wederzyde, nog
eene andere donkere linie vertoont. De
tyd der veranderinge gebooren zynde,
wikkelt ze, door middel van etteiyke
draaden, eenige bladeren te zamen, en
neemt tulTchen dezelve wel haail de gedaante
der Poppe aan. Deze is geelbruin
van koleur, en in ftede van een
flaaripunt ziet men, op haar achterfte
l i d , veele kleine buigzaarae hoogzels of
verhevenheden. Naa 3 weeken komt
daaruit de Vtinder ter waereld. Deszelfs
grondverwe is groen. Do beide Ondervle
ugek zyn meer hoekig, dan rond;
doch alle 4 de vleugels hebben alom een
even breeden Witten Zoom, die in het
midden met een regel donkere punten
vercierd is; en zo zyn er ook 2 witre
dwarslinien door het midden der vieugelen
getoogen, die evenredig met elkander
loopen. Het Voorlyf heeft dezelfde
groene koleur der vieugelen; doch de
leden van 't Achterlyf, de 6 Pooten en
de Sprieten zyn meer bruinachtig, ald,
513. enaanm
Spanrups, (de ranke, zwart-bruine,)
benevens haare verandering tot in een
Nacbtvlinder, behoorenie tot de derde
Clasfe, I. 470. enz.- Deze Rups houdt
zich meellal aan de Kerfe , Peere-, Appel
, en Pruiineboomen op, en bedient
zich van derzelver groene bladeren rot
f p y z e , ald.uyi. De Eieren, waaruit
deze foort van rupfen voortkomt, zyn
groenachtig-bruin van koleur, en langwerpig
rond van gedaante. De Rups
haare volkomen grootte bereikt hebbend
e , is ongeveer 2i duim lang. Haar
Lyf is zeer rank, en bruinachtig-zwartgraauw
van koleur. De Kop is lang,
werpig-rond, en in het midden eenig.
Zins verdeeld: voor aan den bruinen bek
ziet men ook een paar vreetpunten Het
voorfte van den hals, of de eerile ring,
is rondom met eene rei witachtig-geele
puntjes vercierd, niet ongelyk aan een
paerelfnoer. Aan de 3 eerlle ringen zitten
de 3 paar fpitze Voorpooten of
klaauwtjes. Boven op den Rüg ziet
men 3 körte, fcherpe, overdwarsilaande
uitwasfen of hoeken, die op den rüg
wel bniln zyn , maar ter wederzyde
Z 3 zich
. -I