
74 BESCHRYVING V AN DE
heen leggende Landen , uytgezonderd Aftanté en Akim, welke
noch al veel magtiger dan zy waren.
H.bbai De Dinkirafe bezaten een (waren Rijkdom van Goud, niet
een (waren zoo zeer van ’t geene zy uyt haar eygen Land hadden gekree-
vanGoud Sen » a's wc' van den Roof uyt andere Landen gehaald , en van
befétei°U haar wind uyt tien Koof bandel: want dies tijus niemand van
al de Swarten in’t (luk van handel in ’ t minde by haar te verge-
ly ken waren; hie r en boven hadden zy noch drie L andfebap-
pon onder haar geweld »waar dat eenig ( dog echter niet veel)
Goud werd gevonden , met namen» Waffa , Entaffe, en’t
Juffer, welke alle drie aan den andere grenfe n » er» het laatft
Aan wat genoemde paald aardt Comtnanyft Koningrijk, Met het Goud
Plaatfen van gezeyde Landen, dat van haar eygen en ’t geen zy uyt het
fcftotóe" Land kreegen , verlagenfe voor een , twee of driejaren, de
1 en’ gcheele boven Kuft van Axim af tot Zacondé toe» err dat gedurende
den Commanyfen Oorlog, dog wanneer wy met die van
Cammany in vrede leven» en de wegen voor de Kooplieden vey-
lig zyn , zoo xullenfe om de verheydvan.de weg het op de boven
K*y?niet begrypen , en niet verder komen als aan Chama,
Cammany, Elmina en Cabocors, ter welker tydi de boven Kujl
weynigGiw^ komt te ontfangen : want fcboon’er dog noch
Landen tuflehen beyde met Gaudmymn voorzien » leggen, als
Eguira» en Adem, ook een weynigtn Ahocroe enAncohtr, foo
kan het egter foo veel niet maken , dat’er al de boven Forten.
door voorzien werden. Ik ben in ’tjaar 1694. by dzBranden-
burgers geweeft » «te welke klaagden ,dat (e by wylcngeenvwé’tf
Marken Gouds in een gehcele maand quamen te ontfangen , en
zoo voeren wy in onfe Forten mede» over al was het even (legt
Hebben en doods.
uytgeion. Het Goud dat ons door do Dinkira fe wierd aangebragt, is
derddeFe- zuy ver en goed, uytgezonderd dat zy bette veel met Feticbes
riches.goed vermengen een zeeker (lag van alderbandegemaakt Gmtd„
Goud' en daar onder eenige van een heel a a r d i g £ óefe Foticbet
Wat Fe- weten zy *n vormen van (warte en geheefe fware aarde te gie-
tiches zyn. ten» en *er (oodanige gedaanteals haar goed dun kt, aan te geven;
en dit gemaakte Goud is zomtijds met een vierde en ook £”^°ede wej jjg helft, Silver o f Kaper vermengd , e» bygevolge foo
maaktC veel mindat in waarde j en egter vallend ons met de zelve
GUINESE GOUD-KUST. 75 ^
langs de gcheele K#/moeyelyk, en is’t zaak, dat we defelve , n vctvaift,
weygercn te ontfangen, zoo zyn eenige Smarten wel (oo on-
redelyk, datfe als dan het zuy vere en ongemengde Goud mede
weer na haar nemen , zonder iets te befteden , ’ t geen ons
dwingd om ’er zomtyds al iet van St. Anna te laten onder 1°°" g0C()e
hen; men heeft ook wel Feticbes van goed Berg-Goud gegoten, daaronder,
dog de zelve komenfe heel zelden te befteden, maathouden dog vol
die om er zig zelven mede tc verderen, of fofe die noch al bren-aar e*
gen, dat gefchiet of uyt nood , of ook wel om datfe vol van
gemelte fwarte aarde fteeken , waar mede iemand , die van
defe ftreken niet en weet , dapper kan bedrogen werden,
want in plaats van Goud ontfangt hy veeltyds de helft aan
aarde.
U E . kond uyt het vooren verhaalde de groote magt en
Rijkdom der Dinkirafe af meeten, dog voor w ey nige maanden
is ’er foodanigen omkeering gefchiet, datfe tegen woordig elen-
digen vermoeft zyn. Het zal mynes dunkens, metondienftig
zyn ter neder te ftellen, ophoedamgewijs dit magtige Land
zoo fwaaren ramp heeft ontfangen, en waar uyt haar geheel
verderf is ontdaan, alles maar uyt het verhaal van eemge Negers,
dog die ik om het geene daar op gevolgd is, gehouden
ben te geloven.
Dinktra was door üpRykdomenMagtv&nVolk fodanig verho- H°vaardy
vaardigd, dat zy de Swartenvzn andere Landen min als niet wa- ” “klerat(%
ren agtende, maar bejegenden defelve even of het maar Slaven
van haar waren geweeft, *t geen h aar by alle zoo zeer gehaat
maakte, dat een ieder haar uyterfte verderf met groot verlangen
te gemoet zag; egter niemand had het hert om zig tegens . ^
haar aan te kanten , tot dat eyndelyk den AfiantefeKoning, Koning
niet ver met zyn Land van het hare gelegen, van haar Opper- <joot haat
hoofdbeleedigd zynde, beftondom’er op een gevoelige wijs o«*rwraak
van te nemen. . . . , uL a
De belediging beftond eygentlyk hier in. De Koning ot
Opper ft e van Dinkira, genaam t Bofianté, noch een Jongman, En op wat
dog van wiens dapperheyd over de geheclc Kuft als met ver- «ijsde bewondering
wierd gefproken, fond op zeekere tijd eenige fijner
Wyvtn, om den AfiantefenKoning ujnent wegen te gaan begroeten
: waar in defelve foo een welgevallen nam, dat hy
K z decs