
Sws*r3-
viflVhen.
Haycn
3ë Negers
haerger
nieeiilïe
keft.
o p p s r H R ï V I N G V A N DE
kanten met fcharpe pennen - aen een fijde, en meeft
De Haf
werpt fija
jongen.
DeHay voor
3iet vinnigfte
wta alie £>ie-
ffiengeagt
als aen
altoos oneeven , en ioo aen u j p*
de andere. f achtj negen en tien
De lengte van deefc Z/^ Hoedanig deefc ViJJchen krijg
voeten , doch ^ „ ^ r l t e Vijjchen, Uvt UE.
voeren^%tmWal- voorömy j f j ’er niet het alderminfté
by flKl évertdlïn’ om dat/«/bnoït heb « f c u of ter f f a *
van n a v f . Cpvevten [\\x\voorgevallen\^eweeft-ben, w a e r & f e G ^ ^ D y | nadeare rt lnaQeti~t
fte ben ik ook met feer W # t e
weder te fuilen w » daen koomen, en detóatven £ ^
•Hit en veiliger t k w s gebleeven. : d<ÏCh „ antfch ten-oa-
De derde flag fijn H ayen, by eenig ^
g"elfykfem Zs ifieTnal kSvn te/ A ^ e /en met eenen o o k Jeerlan- met na. t oyn en dertig vo eten , met
ge vijjchen, eeni§ deweike na vooren te/ ƒ{>»'«■ toeloopt ;
een breede vlakke kop, pantfch niet fraei. ’t Is
verders is haer g ,d « m t g f f ’ f f Jerclenfc op
de Goud-Kujt met mtem& g 4 f ^ ^ hout 1S;
ve nier, I
’t geen ook de oo rfaekis, dat o fr f/e„ . laten m#l* ,
^ S r V a e r na fy t felve noch al voor een lekkere kofto]?
* ' &tootenha
dry ven. . T als ander eViJfchen, ook en legt
, w f g e e n ^ ^ , ^ervverpjojn > V ’
ilTe W d»«« f déefo V *»
1■ S r - *
•AM» fijnfe uitmmendbom “ ’ ,den gantfchen
sneeuik, a lh et verpndend Gedierte p & Byètdm
G U I N E S E G O U D - K U S T . 5*
Byaldien ymand op gefeide plaetfen buitenboord koomt te vallen,
fo is den felven genoegfaem lyveloos, of het moeft zyn,
dat’er ter dier tijd geen ontrent het Schip waren ( het geen
heel felden gebeurd) en men den lyder fpoedig te hulpquam.
In ’t overboord werpen van doode Slaven, ’t geen ik eenige- ™e“a«'g 7
malen heb bygewoond, fiet men , niet fonder verfchrikking, fchen
de vreeffelyke grouwfaemheid deefer heeften: visr,vyf en meer, men verflin-
fchieten te gelyk onder het Schip van daen, om het doode lig- d#">eri’er
baemte verfcheuren, yder hap die fy doen is een arm, te« , of ™
de kop a f ; eer men twintig tellen kan, hebben fy fomwyien ten.
dgVooral onder haer verdeeld, fonder iets het alderminfte over
te laten, felfs tot het ingewand incluis; en byaldien’erbygéval
andere wat te'laet koomen , en dienvolgende haer de.4 niet
konnen krygen, die worden, of fijn dan fo verwoed, dat fy
de andere wel haeft fouden opvreeten-, tafien malkander met de
grooifte vinnigheid des weerelds aen; gaen op haer kop met het
halve achterlyf uit het water ftaen, en geven malkander met
hare (laerten fulke vervaerlyke fware (lagen, dat’er de geheels
Zee als van dreund.
Als een Hay fijn proi of nes vatten wil, fo moet hy figppde
rug omwenden, gemerkt fijn bek van onderen feer ver achter-
waerts ftaet, en derhalven van bovenen gantfch niet kan vangen
of aendoen.
Als men fomtyds een Hay vangd, en met de Hali binnen;
Scheepsboord overheifd, fo mag men haer wel ruim ftaen, want
behalven haer feberp gebit, fo llaenfe met har eftaert, waerin
fy een vervaerlyke groote kragt hebben. Ymand die haer te na
nemael in (lukken. >
Datfe de menfchen op de Goud-Kttft niet aandoen , geloof
ik daer van daen te koomen, om datfe daer eet en genoeg aen de
mindere vijjchen konnen krygen, ’t geen aen Ardra en Fida ontbreekt,
derhalven fy daer de menfchen, willenfe van t e rm ie t
ver gaen, moeten verflinden; en ik geloof dat defelve haer al
heelwel moeten fmaken, om dat fy de Schoepen, welke van
gefeide ‘Plaetfen vertrekken, fomtijds noch wel een week of vier
navolgen, en oppaflèn o l’er geen méér Slaven buiten boord [tillen
geworpen worden. H 2 len