
'De Com-
many!che
beginneo
ons op
nieuw aan
te tallen.
3« B E S C H R Y V I N G V A N D E
en deed ons geen minder overlaft aan, als hy ooyt van tc voren
Waarom
ook na
harder
middelen
beginnen
om tellen.
de Fantyn-
(che tot
verdelging
der Com-
manyfche
omkopende.
’tGeen
door de
Engelfche
werd ver-
ydeld.
gedaan had. D it wierd eenige tijd geduldig genoeg van
ons verdragen, hem t’elkens met goede woorden vermanende,
daar van te willen aflaten; dog alles te vergeefs, wanthy
hoe langs hoe meer ons, en de onle befchadigde; ’ tgeen ons,
wilden wy cnle geheele agting hy defe Landaart niet verheien,
niet langer Hond te dulden, Dieshalven begonden wy mede
na harder middelen om te fien ; en het met den andei en eens geworden
fijnde, wierd bejloten, om, ware het doenlijk, een
aanfienhjke magt in *r Veld te brengen, waar mede wy zonder
lang te marren , de C ommanyfche op eenmaal zouden mogen
ftraflèn; en wijl ons aan de hand wierd gegeven,, dat die van
Fantyn, die nu in vriendfehap met ons leefde , heel ligt in ons
belang fouden tekrygen fijn, en haar magrig genoeg kennende
om twee K oningen van C ommany te temmen, zo traden wy
met haar in een onderhandeling, en bragte h-t in eenige tijd zo
ver, dat zy aannamen en fig met eden verbonden om die van
Commany voor een fomme van ruym negen duyfend guldens
te bevegten, en niet af te laten, voor en al eer fy delel ve hadden
uytgeroeid. Hier mede dagten wy nu heel wel vertee-
kerd te fijn, en verwagten dagelijks de Fantijnfche met haar
magt in ’t Veld; dog hier quamen de Engelfche al weder in 6
fpel, dewelke, om de belofte aan d'Commanyfchen Kemng gedaan,
ftand te doen grijpen,of eigentlijk om ons maar te dwars-
bootnen. h Zy dan hoe het wil, een van haar Opperhoofden,
begaf fig van Cabocors na Fantijn; dewelke hy met ruym zoo
veel Geld t alswy, uytgefchoten te hebben, bewoog, om üil
tefitten; dogwijlden Bra/oalleen hier toeniet konbefluy-
ten, zo deden zy den felve om hals brengen, en in deflelfs
plaats weder een ander van haar aanhang ftellen. t<en jege ïjR»
die eenige tijd op de Kuft is geweeft, is genoegiaam bekend»
hoe ligt vaardig de Negers haar eden tegenwoordig verbreken,
en dieshalven lil het hem niet fwaar vallen te geloven, dat de
Fantijnfche liever dubbeld Geld voor ftil te fitten aannamen,
als voor enkeld fig ten Oorlog toe te ruften. En d.eshalve
kreeg onfe onderhandeling alhier een ongeluklugen uytflag,
zo dat w y ’er met verlies vanonsG^weoer vanaf moeiten
fien. ' Dc
GUI NE SE GOUD-KUST. 39
De Commanyfche hier op des te hoogmoediger begonden ons
daar na noch meer te plagen. Dies gingen wy het weder over Tw;dc ver.
een andere boeg wenden, en quamen met die van Adam over bintems
een om ’t geen de F antynfche hadden laten fteeken, voor noch ^
geen zesduyzend gulden uyt te voeren: maar hier viel mede va
niet af, want die wierden over de ver de ding van het Goud on- nietvald.
eenig, en bleven alle, zonder eenige beweging te maken ,
t’huys , en met haar de Acaniften en Cabefterrafche , welke be-
looft hadden met die van Adom te fullen optrekken j dus gin- (o‘de°
gen wy* ons laatfte Anker in de grond werpen, ’t welk was,. voig Vuoe
dat wy de Dinkirafche bewogen om voor ruym agtduyiend dederde-
gulden ten voorfchreeven eynde af te komen > maar hier in jj?**;“ *
waren wy fb ongeluckig , als in al het voorgaande: want die in ira’
menfehen kreegen, van uyt het Land felfs een Oorlog op den
hals, en moeiten onie faak, om haar eygen Land te befeher-
men , laten varen ; dog iy waren noch fo eerlijk, datle ons
het Goud, uytgefonderdeen wcynig, dat aan de handen der
Brengers bleef hangen »-wederom ionden: ’tgeen aan de Adom~
fchewas gegeven , kregen wy voor het meefte gedeelte ook
wederom, dog van de Fantijnfche niet eenduyt. Op deze
wijs bleef onie faak als in een verwarring ftaan, fchoomve
niets onverfogt hadde gelaten,. waar doorwe ons hadden mogenredden,
dog alles te vergeefs, alfomerf ons aan alle kanten
bedroog ; waar om onfe wenfingen weder gingen om T ' ttn.
met de C ommanyfche op een eerlijke wijs-te verdragen: dog wedervre-
hoefulks in’t werk te ftellen, vonden wy ons nietweynig.detema-
verleegen , en vreesd e , dat wy der Engelfche haar voorfegging,
van imekettdeteiullen-bömen, ibtiden moeten bewaarheden,-gén op wat;
’’tgeen-ookièekerlijkfougeichietfijn, of op lijn beft, op een «y, aan te
bedekte wijs-: maar terwijl wy in dit overlég waren. Quam vangen.-
onseen andereerlijker, en dienftigermiddel aan de hand. Na-
mentlijk, de hier voren gemelte \hroederva.n den Commany-
fehen Fioning, dewelke d o o r .. met Wyfem Vlinderen om eeni--
gefchêlmftltkken ('zo men zegt) in Slaverny na Suriname was-
gefonden , dog door de Heeren Bewindhebbers vry verklaard ,- Bekomen
en Sweder na de K#/f gefonden. Dees Dienaar hier ter K ufl ceniniddd; ekomenfijnde, gebruykren wy om‘t gemoed van deflelfs ¥^ aan‘
iroeder te ondértaften, of hy meerder tot den Oorlog dan g?lfCfeCBE..
tot