
176 BESCHRYVING V AN DE
om aan haar lijf te komen. De Schilden zyn van Teenen gemaakt
omtrent, of tuflchen de vier envyf voeten lang, en
drie breed} de zommige zijn over deze gevlogte Teenen overtogen
met Goud-leer, met Tygers-vellen, of iets anders. Aan
ieder hoek, fo ook in het midden, hebben de fbmmigebreede
dunne kopere Platen geflagen, op dat 'er de Pykn en lig te Affa-
gay en des te beter zouden af ftuy ten; om dezelve als ook de Hagen
van een S abel af te weeren, zynze goed, dog niet beftand
voor een Snaphaansko^pd.
Kanon» Ik vermeen, dat dit al het Geweer is, dat de Negers inden
Oorlog gebruyken, ten ware men wilde zeggen, dat eenigc
van haar ook Kanon beefigden. Dit is waar; maar op een zeer
flordige wys; de Sahoefe Koning heeft er eenige weynige.
Waarmede’ t Is ook wel gebeurd, datlêrmede te Veld zijngeweeft, dog
memo** lonc*er met dezelve veel uyt te regten. Eenige hebbenfeeens
ygiauT 'a fgefchoten, en vervolgens door den Vyand laten nemen, gelijk
die van Commahy, endegeene, diefe den anderen afnamen,
willen’er haar voordeel ook niet mede te doen, dies
dat het Kanon dees Koningen niet anders en diend, als ’er zom-
tyds eenige Eerfchooten, waar op zy zonderling gelet zyn, mee
te doen.
Beloften, zegtmen, maken fchuld. Ik heb UE. in den
beginne beloofd, dat het eynde van dezen Brief zou handelen
yande Grootmogentheyddefev Koningen. Wel aan, la ten we eens
gaan bellen, hoe verre het zelve gaat.
•t Gefag der I ’ Gefai van de hier om heen leggende Koningen is’ zo kley n ,
Koningco. dat het van eenige niet en overtreft ’t Gefag van een fimpcl
Hooftman of Capiteyn van een gemeen Dorp. Zy dragen ook
een en dezelve naam onder de Negers, wyl zy voor de komft
der Eunpianen hier ter Kuft, van geen hoger Eernaam ah Capiteyn
of Overfte hebben geweeten, en hadden maar alleen dit
onderlcheyd, dat den een het van een Land, en-den ander van
een Dorp was; dog t’ zederd datfe met ons hebben beginnen
omtegaan, zo hebben Sy, of liever Wy, onderlcheyd tuf-
En derft!- fchen een Koning en Capiteyn gemaakt: egter nog met de eerfle
verbena- benaming, zynde Ohin, of Ahin, ’t welk een Capiteyn bete-
ftn Negers. k.eiad» als men het naar onfe taal wil buigen : dog de Negers
verllaander, een Overfie van eenig Land, Dorp, of Folk door,
want
G U I N E S E G O U D - K U S T . i ?7
Want onze Schippers doopenfe met even dien zelfde naam, en
zo zondenze ook met den Directeur cn alle andere Opperhoofdt
den der Forten handelen, indien wy zei ver haar het onderfcheid'
niet en leerden.
Een Koning moet hier te Land zyn Gefag met groot geweld
ftaande houden. Dieshalveh hoegrooter magt of Rykdom hy mue" „/w^d
van Goud en Slaven befït, hoe meerder hy ook 'Ncrdge-eerd van Volk
en ontlien: want zonder dat fteunzel en had hy over zijn On- ftaahdc,
der danen niet het alderminfte te gebieden maar zou gehouden
zyn, wilde hy iets van haar gedaan hebben, hen tot het zelve
niet alleen te bidden, maar zelfs tekoopen. Dog is het
zaak daar en tegen, dat de Geluks-Godin hem van haar Schat
eert rijke Bedeeling heeft gegeven, zo zijnze van naturen
voreedgenoeg om Tyramifch over hun O nderfaten te gebieden,
ftraffende ’ dezelve over het" alderminfte wanbedrijf zooda«
nig in de Beurs, datzehctal haar leven mogen heugen: niet
tegenftaande het nog al onder eenige fchijnvan regt toegaat
ook, mits hy iets tot lafte van een ander hebbende, het zelve
in handen van de Caboceers Held, óm het na regten af te maken
, en ’er het vonnis over uyt te fpreeken. Dog de
zelve zeer wel weetende, voor hoe ver zy in hem zyn gehouden
, zullen de Misdaad zo groot als immers mogelijk is, uyt
meeten, en wel zorg dragen, dat het niet tegens zy n zin werd
afgemaakt, maar dat hy in het gewijsde van haar genoegen
neemt. • -■
De Koningen houden in de Plaatze harer Woninge, ö f, als
men’t zeggen mag, Hof, ganfeh geen flaat, waar aan men |an[chgcen.
haar van de andere zou mogen onderkennen, V oor hun Huys ftaac in
ziet men niemand die de wagt houd, nogte ook eenige om |j“one
hert te dienen» Èn by aldienfe in haar Dorp uyt gaan, zoo
zynlè zelden met Holkwerudd, als met twee kleyne Jongens,
waar van den eene hun Sabel, en den andere haar Stoel draagt,
Dn zöoze van iemand werden ontmoet, zoo ontfangenfe zoo
veel Eerbewijs omtrent, als eenSchoenlapper of ander gemeen
Verf o on by ons', voor.wien, als men defelve kend , ternaau-
Wet nood de hoed werd geligt. Geen Menfch , al was ’t maar
een fitnpele Slaaf, Fal voor haar een trede uyt de weg gaan }
dog by aldien zy iemand in een ander Docrp gaan befoekeü , of
Z ook