
'ISO BESCHRYVING VAN DE
Wait van r Ee,n K™inS hier W Lmd hcefc wonder garen, dat andere
dcKonin- Landen, die met den ander in Oorlog zijn , hem tot haar hulp
Rtnhietie verfoekenen omkoopen; want het meefte^W, dat daar van
ten leven? > in zijn fak, zonder zig in’t vervolg veel ter
co bcflaan, ^ckicunco of het beloofde onderfiand op zijn tijd volgt j ofniep*
alsfe het Goud maar eerft weg hebben, wetenfê de andere altoos
met deze of geene leugens tepayen, en gedragen zig daaK
omtrent zoo urgliftig, datze de befte konnen bedriegen, zon-
der dat men het zal merken. Tot Middelaar fo m de ftryden-
<le deden te vereenigen, laten zy zig nog liever gebruyken:
want dan trekkenfe van weerkanten, en ondertuflehen zijnze
voor \ meercndcel hier op uy t , om de Gefchillen, zo lang immers
mogelyk is, gaande te houdenj om des te beter gelc-
gentheyd tot 'fioffeering van haar beurs te mogen hebben. Hier
van moetenfe beftaan; want wat haar inkomften aangaat, de-
Kleyaein- zelve zijn van geen belangaltoos. ’tlswelwaar, datzy een
komfleh. Lol hebben gezet op de Goederen die door haar Land werden gevoerd;
dog haar Lolmeeflers, die voorname Perfonen zijn »
varen daar by het alderbeft: want zy het Lolmeeflers-Ampt zo
wel voor hun zelfs bedienen , dat er dcnXCö^/Vz^weynig gc-
-noeg van krygt. Kortom, een Koning moet bedriegehjk
van zijn Onderdanen eenige boetens trekken, of van zijn , en
• zijner Slaven handen arbeyd beftaan. En ongelukkig zyn de
geene , dewelke weynig Slaven^ enby gevolge geen magten
Armoede - hebben. Ik heb er van dat flag gekend, die niet in ftaat wa-
■ van eenige ren om voor de geen, die haar ejuamcn beföeken, een pot
Koningen. FVyn de Palm te koopen, nog geen geloof hadden, om het te
konnen borgen. ÜE. zult nu verftaan hebben, van hoe gro»
ten magt en vermogen de hierlandfe Koningen f dewelke de
Heer Doudyns in zyn Mercurius met ten onregten winter Koninkjes'
noemt) zyn. Hun Pragt , Luyêler , en praai, zo
«omtrent haar zelven, LVyven, Slaven, en verdere Huyshou-
ding, gelieft UE.nu ook te weten, hoe het met de Opvoeding
der JDoerlugtige Princen en Prineejfen defes Lands toegaat, er-
Opvoeding rinnerdUK. *t geene ik voordefen van de Kinderen der Swarten
generaal heb gefegt, mits tuflehen die, en dêdefe, niet
mi,™7erfth,et »&&&#&■ onderfcheyd te befpeuren is. De Pr ineen,
■ in Sonca. alsfe tot hun ouderdom gekomen fijn, geueeren figom eérlyk
door
GUINESE GOUD-KUST.
door de weereld te komen, met het Beploegen van het Land, of
’t Lappen van JVyn de Palm: ’c geen zy zig niet fchamen om
zelfs op de Markt te dragen , en te verkoopen. Of doen ook
wel iets anders, waar toe hare fmlijkheid ftrekr. En defebc-
kleeden hier namaals noghaars Vaders Koninglijke Zetel. Dies-
halven, Mijn titer, verwondert UE. van nu af niet meer als
UE.in de Hijlorien van den ouden tijd leeft, dat een Boer,
Schapen-hoeder, of een Pottebakkers Soon, als Agathocles, tot
de Koninglijke waardigheid zijn verheeven geworden. Hier
fien wy het zelve dagelijks gebeuren, ook zomtijds zodanige r
die in hxxnjonkheyd by ons voor jongens, of knegts hebben gediend.
En dierhalven kan U E. wel denken, dat wy de groot-
fte a°ting voor deze Potentaten ook niet konnen hebben. Ge-
wiflèlijk niet, de minfte van onfè Kooplieden beelden fig in,
dat hun zo veel eer tockomt als de befte Koning.. En waarlijk,
ons ontzag alhier is vry aanfienlyk, voornamentlijk van den
Direiïeur Generaal en Raden, altans die de naam daar van voeren.;
’t mag gaan mét de wefentlykheid gaan z o ’t wil. Ik
wil van ons Grandeur niet meer zeggen, UE. moogt het
Focquenbrog zelf eens nafien , wat ’er dien Heer van ge-
tuygt.
Wat nu Madames de Prineejjen aangaat, UE.denkt veel DwDögs
ligt, dat dezelve te teeder zijn om tot de Landbouw opgevoed tcr,‘
te werden. Ja, pwiens Vedderen, zegt den bovenlander- Zy
moetender zo wel aan als de andere; dog egter heeft men ’er
ook wel eenige van dees K onings kinderen, die lig te Edel van
gemoed kennen om dus als Slavinnen haar hoge Geboorte met
arbeyden te veronteeren; en dies nemen zy een befigheyd ter
hand, die fy meenen dat hun kunne beft voegt, teweeten,
om haar kofl te winnen, met dat geene Vf^tMadame N. haar
Rijkdom mede heeft vergaderd , en krygenfè niet foo veel ,
s’en hebben wederom ook foo veel niet van nooden, en leven
dierhalven welvergenoegi Veele werden in haar jonkheyd
ook ten Huwelijk befteed, en daar in werdniet gefien op het
Goed of hoge Geboorte, als by ons. Een ieder kieft hier een
partuur na zyn zin, en het geeft geen ongelijk Houwelijk,
een K onings JDogter met een Slaaf, zijnde nog beter als dat de
Soon eens Konings een Slavin trouwd ( en dat gelchied onver-
, Z j mycfcr