
B L A D \
Bedelaars vind men niet onder de
Negers, en de reden hier van
Begraven der Negers, ziet op het
woord Overledenen.
Benin, het Koningrijk befchree-
v e n b. 217. Is leer wel te kennen.
Ibid. Groote meenigte van
Spruiten, ibid. Handelplaats en
Kerk der Éortugeefen. 218..U-
• fafe Rovers, ibid. Moeraflig en
dryvend land. 219. De Rivier
is zeer vermakelyk, dogonge-
fond, en de oorfaak daar van.
ibid. Groote meenigte van Muggen.
ibid. Benin is niet zeer Volkrijk.
221. ’t Land is fraay vlak,
en vol Boomen. 220. Wie Va-
fallen des Konings zijn. ibid.
Slaaf des Konings te kijniseen
eernaam, ibid. Drie voorname
Handel-plaatfen , mitsgaders
hare namen, conftitutie, en
Bévelhebhers. 221. Nog een
vierde Handel-plaats , alwaar
een der Nederlandfche Opperhoofden
om ’t leven is gebragt,
en dubbelde wraak des wegens
genomen. 222. envtrvolg. De
in-woonders van Beninzijn goe-,
. de en beleefde menfchen. 224.
Willen niet hart gehandelt
werdemitó.Door wien de Handel
van hunne kant wort ge-
dreeven. ibid. Zijn beleefd ,dog
valsjtegen elkander. 224.Hunne
geldzugtige Regeerders aan-
gemerkt, ibid. . DriederJey
Y S E R.
Stands-perioonen buiten den
Koning. ibid. Haar Teeken van
Eer, en ’t verliezen van dienis
de dood, voorbeelden hier van
226. en vervolg. Hare Hanteringen
en Ambagten. 228. DeRy-
ke leven wel. 229. De Kleding
der Negers, 230. Ieder trouwd
zo veel Vrouwen als hy vermogend
is te onderhouden, en de
maniere van dien. 23i.Jalours-
heid der Mannen ontrent hare
Wy ven,en zyn volüage meefters
van delelve23 2.Driederlei ftraf-
fewegensOverfpel.233.Bevrug-
te Vrouwen, en het Kinderbaren.
234. De Zoonen behoorenden
Koning toe. ibid. Hare
Befnydenis zoo wel aan de
Meysjes als aan de Jóngens.
ibid. Gemeene“ Hoeren. 239.
Hare Regeering. ibid. Straf o-
ver Die very. ibid. Straf over
Doodflag; en het onderfcheid
daar. ontrent, ibid. Vyfderlèy
Eeden. 240. Hoe :de Boetens
verdeeld worden. 242. .Speeltuigen,
danfen heel konfldg na
de Toon. ibid. Zyn geen Dobbelaars.
242. Verwarde Gods-
, dierift, en een iegelyk heeft fijn
•eigen Priefter, ibid. Hun verbeelding
van God, enhaarrai-
fonnement defwegens. 243.
Dienen de Afgoden en den
Duivel ondereen-geclaante.244.
Verfchyninge van Geeften,.j ibid. Da-
B L A D
Dagelykfe en Jaarlykfe, Offerhanden.
ibid. .Wat fy van het
andere Leven gevoelen» 245.
Veelheid van Afgoden, mitsgaders
Feeftdagen. ibid. Haar
voornaamfte Feeft, haar Zondag.
ibid. Vieren den dag van
’t Overlyden van hare Oudere
ibid. Verdeelinge van tyden.
. 24É. Haar Oorlogen , en on-
ordentlykheid ; zyn groote
bloodaarts, haar geweer. 246.
Alderhandé zoo tam als wild
Gedierte, ibid en vervolg. Groote
Bavianéh, welke de menfchen
aantaften. 247. Pluimgedierte
en meenigvuldig. ibid. Hebben
niet veel Vis, dog abondantie
van allerley Veld , en Boom-
gewaffen. 248. Verfftoffe. ibid.
Inkomften des Konings,en wel
ke defelve zyn. j 249
®enin de Stad of Dorp , is heel
langiheèft wclgebouwdeHuyfen
en dulden geen Vreemdelingen
in defelve. 25:0. Grooten die fig
aan ’t Hof ophouden. 251. Inboorlingen
mogen voor geen
.Slaven verkogt. worden, en laten
ook geen mans , fchoon
7 Y S E R.
Portugeefen. 252. ’s Konings
Hof wydloopigbefchréeven^ls
mede hét Kouraal-Feeft, waar
op den Koning verfchynd. ibid.
Audiëntie des Schry versby den
Konjng, die werd afgebeeld.
252. Oorlog tuffehen .een Are
de Roe, en den Koning, waar
door de itad Benin geruineerd
• is, en nu meeft onbewoond en
en woeft legt. 255. en vervolg.
Berbé, een wild Beesje,befchree-
vreemde, uit het Ryk voeren.
ibid. Hanteering vjn de gemee-
ne Man,en Ambagtslieden. ibid.
JFraye ftraaten in de-ftad. ibid.
Slaafagtigheid der Vrouwen.
ibid. Zyn minzaam tegens de
Europianen, uitgezondert de
van.T. . " 32
Befnydenis onder eenige van de Negers
gebruikelyk, en waar defelve
die, nae alle waarfchynlyk-
heid, vandaan gehaald hebben.
198
Blaas-Hoorens, een flag van Speeltuigen
der Negers , hoeze gemaakt
worden, en wie, ook
waaromze eenige maar in bezit
hebben. 13 a. Ziet ook blad. 127.
Boeft een Vrugt, word van de Negers
gekauwt, mitsgaders def-
felfs lmaak en eigenfehap. b. 81.
Boekhouder Generaal op.de Goudkuil
befchreven van wegen fijn
Bediening, Traktement,enz. 95.
insgelyks pok de Boekhouder der
Guarnifoenen. ibid.
Bogt van Guinea belchreeven ,ten
opzigt van fyne gelegenheid en
andere merkwaardigheden. I.
188. Dé handelplaatsen, en Eilanden
in dcfeBogtgelegen.^/d.
Bokken op.de Goud-kuft befchree