
soo B E S C H R Y V I N G V A N D E
vereffenen, om daar door haare Hoeren weder in vryheyd.
temogen krygen. Datfe dit foo. kragtig voortfetteri, is5
om dat de geene, welke geen eygc Wyven hebben, gedurende
’t gevangen fitten der Hoeren, honger moeten lyden,
ten waare fy fig met gevaar, by een andermans Wyf wilden
vervoegen. Hier van kan ik met goede fekerheyd, en eyge
ondervinding fpreeken: alfo ik’er meer. dan eenmaal de Preuf
van genomen heb: want de eene tyd vyf afes Caboceers verfee-
k erende, en de andere tyd twee a drie Hoeren, fo fag ik, dat fig
met de eerfteby na niemand, dan hun eyge Vrienden, bemoey-
denj daar in tegendeel voor de laatfte het geheele Dorp op
debeenquam, en een ieder, fchoon hem niet rakende, voor
derfelver vryheyd in de weer was.
Onge- 1° de Landen van Commany, Elmina, Fetu , Saboe, Fantyn
trouwde enfo voorts, heeft men gefeyde Hoeren niet, enegter hoeft
Wyvenzyn cen vry Ge fel daar niet verlegen te fijn: want’.er nooytonge-
hoeren^doe trouwde Vrouwluyden ontbreken, en die fijn by na alle, ion-
dragender6 der veel uytfondcring te maken , t’ en fyfenog heel/o«gfyn,
denaamniet Hoeren; en eenlyk maar met dit ouderfcheid, dat fy’er de
Th"nb'y' naam niet van voeren , en met de Jongmans over ’t loon molen
Meefler. gen verdragen , ook datfe -niet gehouden fijn cen iegelyk
toegang.te vergunnen, maar dat fulks van hun welbehagen
afhangd. Dog ’t Loon belangende, fy laten fig met fo weinig
vergenoegen, dat daar felden verjehil over valt. En of
dit tot gerief der Jonge Luyden nog niet genoeg was , foo en
ontbreeken’er daar en boven geen oude iJWatroonen , dewelke
Cen geheele Winkelt of Queek-Schóól, * van dit flag
. ' van
* Ik weet niet wat feeker Fotslapper tot Utrecht teegens dit
woord heeft t of hoedanig het den felve wil genaamd hebben t ik
noem het Queek-Schoolt en niet J'onder reedent om dat er de Meys-
jes van jongs op aan wierden geleerd en onder weef ent is V niet in
't goede, het is in ’t quade', en daarom ik voor als mg niet fien
kan dat ik het hier een quade benaminggegevenheb,en daarom fulltn
jwy het die ook lateu houden, tot dat defen Signoor Siftert ons art-
ders onderrigt fal hebben.
G U IN E S E G O U D - K U S T . 203
van Folk opregten, en de mooyfte voordagtelyk voor den
verlegen man opvoeden.
In ’t Landfehap van Fida, en daarom heen , in al de Ar-
drafe Landen-, heeft men meede de voorfeyde gemeene Hoe- de Ardrafe
ren in een grote menigte, en voor nog geringer prys als op Landende
Goud-Kufi. In ’t Fidafe Land heb ik een menigte van
hutjes gefien , niet langer dan tien voeten, en omtrent fes
breed, ilaande het geheele Landèoox by de grooteweegen.
Hier in moeten fig gefeyde Vrouwlieden op feekere dagen
van de week, laten vinden, om een iegelyk, ‘die ’tgevald,
te gerieven. En terwyl defe Landen fonderling Volkryklïjn»
voornamentlyk van Slaven t en dat de getrouwde Wyven hier
wonder kort werdén gehouden, ioo moeten dele Vrouwlieden
op. die dagen fwaare aanftoot lyden. En men heeftmy
willen verfeekeren, dat eenige van defelve wat fraay van
Leeft: zynde, op eenen dag met dartig 'Mansperfoonen te doen
hebben. . O f die nu haar bekomft nietkonnen krygen ? fou
men aan Livia ,by aldien fy nog in wefenwas, mogen vragen.
Ik fal, alsrny des niet verftaande, niet onderwinden
om’er het oordeel over te vellen.
Het fchijnd febier ongelooflijk, en egter werd’er hier niet derden tot
aan getyffelt. Haar loon, dien fy hier mede verdienen, be- die Hantee-
ftaat in drie Horentjes, alhier Boesjest en by ons Caurits ge- nng nietm-
naamt, bedragende daar te Land ontrent de waarde van
twee duyten. Dit is een gefette prijs, en hier van moeten fy rykc en ver.
leven en beftaan, ten waare fy buyten dat nog eenig Hand- mogende
werk konden doen, om iets over te winnen: want terwijlfe J
aaft niemand toebehooren, foo en fiet geen Menfch na haar meende'*
om, fy en werden tot dit Ambagt ook niet ingewijd als op fchonken.en
de Goud-%uft; maar voorname o f ryke Wyven op haar Sterf- defëjve
bed leggende, koopen eenige uytlandfe Slavinnen, die fy , „or'heb'be.
om tot defe hanteering gebruykt te werden, aan het Gemeen
fchenken. En hier mede meenen die Juffers, datfe werken
van bamkertigheid doen, en dit verftrekt haar, foikeenge-
lykenis fo verfcheiden van den ander, alhoewel van cen en
het felve oogmerk, mag maken oor Zielmifen alsby de Papif-
ten. G y , nog ik, fullen, na mijn gedagten, het oordeel