
13- BESCHRYVING V AN DE
zou zottcrny zijn indien ik van al de Speeltuygen der Negert gewag
maakte, geene van alle zijn het waardig $ dicshsuyen ’er
afgafcheyden, met’er noch maar eene by te voegen, zyndc
een uytgehold Houtje , van twee hand-breet lang , en eene
breed, van welkers agter eynde eeny?o<£ krom om na vooren
loopt i waar over zy vyfazes Snarcnhcbbengcfpannen, gelijkende
dieshalven wel na een kley n Harpje, en na de verbeelding
die my van de hedensdaagze Griekfe Speeltuygen zijn gegeven
, by na op dezelve wijs. Dit is ook het befte dat zy hebben,
en geven het zoctfte geluyd. Dit is genoeg van hare Speeltuygen
gezegt. Nu weder van wat anders.
Geen At- ’t Geen ik het meeft pryzenswaardig onder de Negers heb
men of Be- bevonden, is, dat men onder dezelve geen Armen Get, dewel-
deiaars on- met te gaan Bedelen haar kolt zoeken; want hoe weynig datderdcNe
ze oc,k hebben, nooy t vervallen ze tot den Bedelzak. De re*
den hier van is deze: dat, zo haaft een Neger ziet, dathy van
zig zelven niet beftaan kan, zo verpand hy zig aan dees of gene
voor een zeekere zomme gelds , of ’t word ook wel door zyn
Vrienden gedaan, wanneer dezelve in nood is. Van den geen
nu, aan wien hy verpand is, krijgdhyfijn onderhoud, mits
zoodanigen werk te verrigten, als hem opgelegt werd, ’ t geen
leer gering en ganfch niet Slaaf achtig is , beftaande maar om
zijn Meefter met het Geweer ten dienft te ftaan, en in de Zaay-
tyd zoo veel werken > als hem Zelfs gevalt. Regtc Bedelaars
uy t Armoede heeft men , zoo als ik gezegt heb, hier niet j dog
G «ton- Bedelaars zondernood en fchaamte, des te meer; en men mag
dcrdBcdc- zonder te misdoen, haar alle zonder onderfcheid die naajn wel
laar, zon- geven, mits een Koning zelver het zig niet en fchaamd om dader
Nood. gejfjfcs tcBedelen, en om zoo geringe zaken zomtijds, die hy
elders voor een ftuyver of twee zou mogen koopen; hierin*
zynfe alle zoo laftig, en onbdehaamt, dat men , zonder te
geven, niet van haar ontflagen kan werden, alles, groot en
Befchryvio* kleyn , watfe maar zien, is haar gading.
T^oc ers Al fchoon ik wat lang in defen geweeftben, fbo en is myn
©fM<alItter, Schrijf-Luft .dog noch niet verzadigt, dies U E. het niet qua-
lijk gelieve te nemen, dat hier noch een Volkje van een won*
derlyken en zeldzamen aart by voegen, namentlijk, de Td-
poeyers ofte Mulatten, dewelke van een Europiaan by ccnNegrin
GUINESE GOUD-KUST. i j j
grin zijn gewonnen, ofbok wel van een Blanke by een Mulattin.
Dit half Gag is een Schelmagtig en tot alle quaad genegen
Volk* welke het byoa zoo weynig met de Negers, als met ons
houden , ja zelfs en vertrouwenfe malkander niet, zoo dat
men ’er nooyt eenigc te zamen ziet paren. De naam van Chri-
fiemn eygenen zy zig toe, maar ondertufl'chen houdenfe zig
zoo wel aan de Afgodendienft als de Negers zelfs. De Vrouwlieden
fpeelen meeft alle openbaar de Hoer met dc Blanken, ja
zelfs, dog wat geheymer ». ook met de Swarteni- zoo dat ik
haar qualykeën naam na verdiende weet te geven, anders al*
dat het een fchuym van Blanken ca Swarten te zamen is, cn dan Syn efn
noch van beyde het flimfte; of, om rond te gaan, Hoeren en Schelm- en
Boeven te (amen , alle van eenderley (lag , de Mannen zijn Hoeragng
voor ’t meerendeel in onfèn dienft voor Soldaten, gaan, even Vo *
als w y , gekleed, dog de Vrouwlieden takelen zig op een andere
en geheel zeldfame manier toe ; die van eenig vermogen
zijn, dragen een goed en fijn Hemd, en over her zelve een kort Haat klee*
Lijfje van Syde of andere Stof, van onder haar Armen tot op de dinS
Heupen zonder Mouwen , en allecnlyk maar met een breede
Strook over de Schouders vaft; op ’t Hoofd dragend verfchey de
Mutfen over den ander, dog de opperfte is van Syde, van vooren
is dezelve gefronfeld en ftaat boven rond op ; om de Muts
vaft te doen zitten, hebbenle een Lint twee a driemaal om het
Hoofd gewonden; dies zy met de Kop een wonderlyke vertoning
maaken. Om haar Beneden-Lijf zynlê even eens als de
S war timen gekleed , en de geene die wcyniggeld hebben, fijn
met de Swartinnen in kleding niet anders bnderfcheyden, dan
door de Muts, wantfe ook met het Boven-Lijf naakt gaan. zyoMyk,
Dit geheelcgebroed is, als fe nog jong zyn, niet feer mooy,
en oud wordende, zou men ’er de Kinders meede konnen na
Hed toe jagen; by aldien een Schilder de Nijd zou moeten uyt-
lchildereh, 5k en wift hem geen netter voorwerp, dan een oude
Mulattintc hefchikken, nfits zy die feer levendig verbeel-en ranccn
den, metter tijd word haar L ijf gevlakt met witte, bruyne, bozen aard,
en geele fpikkels, even als de Tygers, na welke Beeft en, overmits
haar boosheyd , zy zonderling welaarden. Dog wy zullen
haar laten ruften, op dat niemand en denke, dat ik tegen
dezelve met haat ofte vooroordeel ben ingenomen, Dog dat is
R 3 " zeer