
i.yi B E S C H R Y V I N G
's Koning 'Bevel wierd overal kenbaer gemaekt, doch toen
had men net leeven eerft gaende. Van de eene kant fag
men duifenden van Swarten met Swaerden en Stokken gereed ,
om ’s Konings Gebod ter uitvoering te ftellen; en van de andere
kant quam’er meede geen kleine meenigte met gelyk
Geweer voorfien , en die eenige Varkens in eigendom hadden
, gereed, om de onnoofelheid van de hare te bepleiten;
doch alles te vergeefs. De Slagting ging aen , en men vervolgde
de Varkens tot in het duifenfle gelid. Het geroep was
niet anders> als: Sla dood, Sladood} ’t Geen meenig honderd
eerlyk Varken , welke te vooren een onberijpelyk leeven
hadden geleid, het leeven koftede. En voor feeker , men
fou dien dag een einde van hun gekeele Gefïagt hebben gemaekt;
ten ware den Koning, die van natuere niet bloedgierig is, (en
•door andere, die fmaek in ’t Varkensvleefch hadden , aenge-
fet) lig niet met ontferming over deefe arme Beeften had be-
woogengevonden:en derhalvendeedhy aenftondseen Teegen-
bevel uitgacn, dat men met het Farken-dooden fou ophouden;
met byt'oeging: Daer was bereeds al genoeg onschuldig bloed ver-
gooten. Men fouforg dragen, dat hun God met een eerlyke Offerhanden
wierd verfoend.
UE. kond oordeelen, o f dit niet een blyde tyding voor het
overfchot der Varkens was , wanneer fy fig van fo een fiuare
vervolging fagen verloft; en derhalven hebban fy wel forggedragen
, om fig in ’t toekoomende foo een laft niet op- den
hals te halen.
Ik kon, wanneer ik de nacfte reis aen Fida quam, door
de dierte van dit Gejlagt, wel befpeuren, dat’er in deefe ontmoeting
een groote fiagüng onder haer moeft fyn aengeregt
geweeft.
Dusdanige ongeregtigheid is men onder een eenhoofdige Regeer
ing , en waer dat de Paf en boven dien noch meefterzyn,
onderworpen. Doch hou\ joetjes watt niet verder ; dwingt u
pen, enjchryft niet herder; want ik fou fo doende wel van
de Beejlen tot de Menfcben koomen, en derhalven is uitfchei-
den ’t beft.
Tot dus verre heb ik my eênlykmet de Fidafe haer voornaem