
116 B E S C H R Y V I N G V A N DE
het Hoofd-Ilayr weeten deze Diertjes zonderling cierlyk te
vlegten en met Goude Fetiches, Couraalen Olifant s-Haar ten op
te pronken» vry fraayer als dat der Manlieden. Om haar hals
dragenfe Kettingen vzn Gouden fraaye Couralen , neevens tien
. d twaalf mooye en korte witte Snoertjes verfien met Conté de
T'erra..cn Goud foo ook om Armen en Benen een geheele menigte
, en om haar Middel doo veel, en veeldcrhand , dat’er haar
geheele. . . . by na mede bedekt is, waarom men defèlve fchoon
niet gekleed, maar naakt zynde» befwaarlyk zou te zien kry-
gen , te meer, om datfê altoos een Koufeband dragen. Ik
geloof waarlyk , dat de Heer Conftantin Huygens van deeze
Vrouwlieden moet gehoord hebben ; want zyn ED. zegt elders
in zyn Snel-Digten , dat hy aan de Mans twee, enzommige
Vrouwen drie K oufebanden zou raden , of geeven te dragen.
En zeekerlijk, als het hier de mannier was om K oufen te dragen
zoo mooften de Vrouwlieden altoos drie banden hebben ,
mits zy zonder Koufen tegenwoordig, dog een band gebruy-
ken. Dele afwyking wil ik U E.op den hoop toe geven, en
daar mede weder aan ’t opfehikken van ohfè Negrinnetjes
gaan. Dezelve dragen om haar onderlijf een Paan , zom-
tijds drie of vier maal zoo lang als die der Mannen', dewelke zy
rondom haar Middel winden , en ’er een Band van rood Laken
of iets anders , een half el breed , en twee ellen lang, over
heen vinden , om de Paan zoo veel te vafter te doen fitten ,
hangende beyde de eynden van dees band voor over haar Paan
heen, op dewelke van groote Juffrouwen noch een Goudeof
Silvere Kant is gelegt , dat mede al cenige verciering by
brengt. Om haar Bozen-lijf hebbenfe een Sluyer geflagen,
’t zy van Syde , of eenige ander fraaye Stof. , Deerne» zyn
mede met Ringen van Goud, Silver, Elpenbeen, &c. voorzien.
Dus deze Swartimetjes zig na s JLands wijze wonder wel weten
voor te doen, en eenige Europianen tc bekooren , om haar te
liefkozen, voornamentlijkdegene, welke geen groot onder-
fcheyd tuflchen ’t zwart cn wit weten te maken!; en dat wel te
eerder, om dat >de laatfte couleur hier ten eenemaal ontbreekt,
en’er dienvolgende geen andere voorwerpen werden
gevonden.
Heb ik nu van de Kleding der Mannen cnV rouwen gehandeld,
GUINESE GOUD-KUST. 11,7
zo laat ons ook eens zien, hoedanig hier met de Kinderen'*/zrd.j>opVOe-
omgefprongen omtrent de opvoeding, waar mede de Mannen ding van
zig niet en bemoeijen , en de weynig genoeg; zyhaa^Kindc
laten dezelve tot haar twee o f drie jaren toe, zuygen, dog dat
overzijnde, en datze fatzoendelijk konnen gaan, zo is ’t her
uyt Canailje; hebbenze honger zo geeft haar de Moer een 'ftuk
droog brood en daar mede ten huyze uyt, gaande over al waar
het haar maar gevald, op de Markt, aan Je Zeekant om te k eren
fwemmen, of hoe het haar maar voorkomt zonder dat ’ er de
Moeder of iemand anders na om ziet. UE.zijn "Vrouwtje en andere
Hollandze Wijfjes meer,die zo mal met haar Kinderen zijn,
moeften hier komen, hier zoudenze honderden van Kinderen
niet onder dan vier, vyf, of zes jaren, geheel naakt langs 't
Strand en aan de Zeekant zien loopen, dewelke op zijn beft een
ftuk droog broodhebben genuttigd, en waar mede zy immers
zo wel te vreden zijn, als onze Kinderen met alderhande Lek-
kernyen. Ly denken om, noch weten van geen zwarigheyd ,
en de Moeders zijn ondertuflehen met dezelve ook niet belaft,
maar konnen ongeftoort het gene zy te doen hebben, verrig-
ten. By ons is men zo bekommerd, wanneer de Kinderen
maar eens buy tens huys alleen gaan, dat haar het een o f ander
ongeluk zal ontmoeten, en hier, waar dat het dagelijks ge-
fchiet, hoord men daar nooyt van.
In ’t Kinderbaren gaat het hier voor de Mannen mede na 'tKinderba-
wenfeh, als zijnde het hier gantfehelijk de gewoonte niet, om «n vilt hier
een lange K raam te houden, of er eenige onkoften om te maken,
’t zy van Kinder-maal, of anders, wat naam her ook zoude mo- jn Holland,
gen voeren. Eenmaal was ik heel gevallig niet ver van de
plaats, waar dat eenNegerin het Baarens-wee op den hals kreeg,
’ t geen in minder dan een quartier «arrwas verrigt, en die, in
het hevigfte, en wanneer het ’er aldermeeft op aan quam, niet
een woord en fprak,. veel minder datze vaivweedom zouge-
fchreyd hebben ; en die eygenfte dag zag ik haar al weer naar
’t Strand gaan ,, om zig te waflehen zonder eens meer om’c
Kramen te denken. De meefte zijn in dat werk zo voorfpoe-
dig» dog egter gebeurd het wel, datze eenige dagen het Bed
moeten houden, en ’er ongelukkig genoeg aan zijn: dog dat
Vald zo zelden voor,, dat het niet eens werd gerekend. Bloe-
P 3 mer