
2 B E S C H R Y V I N G V A N D E
zo zijnder dog ver fcheide Redenen, welke my daarvan een
af keer doen hebben , en onder andere tWêe van geen klein ge-
wigt. Alseerftelijkde kennis van mijneige fwakheid, welke
my levendig voor oógen fteld , dat ik met mijn eenvoudig
fchrijven, UE. onmogelijk zalkonnen voldoen, noch de zaken
in zijn vereyfle famenhang op her papier brengen, l ie t
tweede is-vaivijog gijootsr aandagt en 'nabedenken , paaient-
lijk, of ik , als een dienaar van de Wefè-.-Jltdifclset C o-mpugnie,
wel bevoegt ben, eemge verklaanng, of opemng van haar
Edel: ftaat en gelegentheyd aan anderen te geven. Hieraan
nu zeer twijffelende zo had ik wel gewenft dat UE. my van dit
laftig Pak had ontflagen , op dat ik, en miflchign -ook UE.
hiér van geen naberouwen mogtén krijgen, Doch devcrplig-
ting aan UË. is zoo groot, tn UE. vrienafchap my van zoo
hoogen waarde, dat ik over gezeyde zwarigheyd heen flappende,
UE. zal tragten te voldoen ; nochtans onder belofte,
dat UE. my, in myn fchryven lbo hier en daar wat fult
moeten toegeven, en vervullen het gebrek van ftijl nïet UE.
gewoone goedgunfligheyd : konnende U E. voor het overige
fig verzeekeren, dat het my, om UE, een volkome vergenoeging
te geven, foo niet aan magt, ten minden aan een goede
wil niet ontbreeken fal.
Wanneer my dan weeder tot UE. Brief keere, zoo bevin-
de dat UE-nieuwsgierigheid, eerft en voor al gaar, over’t
Landjchap waar dat u Neef jongft door den Heer Genëraalxs
geplaatft, OmUE. daar op behoorlijk te antwoorden ', zoo
B^fchrv- dient, dat het Axim genaamt is, eenLandtfchap bebouwd,
en voorfien met zeer veel groote en fchoone Dor pen alle ‘de-
Land.isvol zelve zijn by uytnementheid volkrijk , en leggen gezeide
Dorpen.cn Dorpen> zoo wel aan den Oever der Zee, als-Landwaards in,
Tolkryk, haar groot ft e Dorpen langs de Strand, of aan Zee, leggen onder
de Forten der Nederlanders en Brandenburgers, waar van
dat der Nederlanders nog wel het voornaamfteis.
*t Fort Sr Ons Fort alhier, is genaamt St.Antonï, zijnde het zijne
Amoni,* benaming verfchuldigd aan de Poriugeefen, welke daar voor
hoedanig deezen Heeren en Befitters van zijn geweeft, doch door ons
geboud, jndenjaare i 644,. van daar, als oók van meer ander e P laatje
n en Kaften, verdreeven. En waarlijk het fcheen in voorige