
zou arbeiden
, en fh
reden waar
om.
Verboden
fpys onder
de Negers
voor haar
geheele
leven.
Fetiche.
Wat zy van
ha mie Afgoden
verbeelden.
144 beschryving v a n -de
want hebben de Roomaniften een dag of tweein deweekitetfr
geen Vleesecten, dele hebben daar en tegen gelyke 2 l dat!
ze geen Wyn en drinken , ’r geen waarlyk ( gemerkt zy zulke
groote Liefhebbers zijn ) haar al vry hard vald. Die onder de
gehoorzaamheid van Roomen (laan , hebben haar tijd, datfè dees
of geene Spijs niet m o g en d » .; dog de Negers gaan daar in
vry verder , want een ïegelyk onder haar heeft zijn verbode
Jpys , den een eet geen Schapen, den ander geen Geyten, Koe-
heeften, Varkens, Wild, Hoenders, metwitte Vederen* en foo
voort; een ïegelyk heeft het zyne...En dit en is haar voor geen
week, maand,jaar; maar voor al haar leven verboden. En
laat Roomen niet roemen op de Oudheydvan haar gebod, hier
zoudenfehetverliefen; want, vraagt men de Negers, waarom
zy dees of geene fpys niet en eet en? Soo antwoordenfe,'
om dat het onfe Voor ouders niet gedaan hebben. Verftaande
door het woord van Voorouders, zoo lang de weereld geftaan
heeft, en dat het door Overlevering van het eene Geftagtop het
ander is gekomen. Dog hier by ftaat aan te merken, datlde
hoon niet zal eten ’t geen den Nader niet vry geftaan heeft en
zo van s’ gelyken volgt de Dochter haar Moeder. Dit onderhou-
denfe foo ftnktelyk, dat menfer onmogelyk zou konnen af-
leyden.
Wat het woord Fetiche al betekend, heb ik U E. reeds ge-
zegt, en dat het voor’ t meerendeel tot de Godsdienft behoord
of ten minften dat het ’er zijn 001 fpronk uyt heeft. Eer ik
verder ga om te zeggen, wat de bèteekende zaak zelve z y , of
hoedanig zy haar Afgoden verbeelden, foo gelieve U E. noch
eerft te weten , dat alle het geene ter eeren haarder Afgoden
gemaakt en gedragen word , hoe gering het ook is, Fetiche
werd genaamt j en hier van daan heeft het gemaakte Goud
waar van in mynen zesden Brief molding gedaan heb, ook fijn
benaming gekreegen. J
Watnu eygentlyk de betekende is, of hoe zyzighaar
Afgoden verbeelden, heb ik tot noch toe niet konnen ervaren ’
vermits zy het zelfs niet en weten, ’ t Naaft dat men ’er vob
gens haar inbeelding, van zou konnen zeggen, is, dat zy een
zeer groot getal van Afgoden ftellen , en ’er aan een ieder
Menfch, of ten minften een iegelyk huysgeftn,ocn geven; dewelke
G U I N E SE G O U D - K U S T . 145
welke zy wanen , dat een najuw toeverfigt neemt op een ïege-
lyks handde n wandel, en dat den zelve goede beloond en Beloning
hetquadeÜuvSx. |ftellendedebelooningm dcveelbeydvzn Wyvenvangoedm
en Slaven 5 en de ftraf in de ontbeering van het zelve. Dog de e‘‘
aldcrfwaarfteftraf, die zy zig verbeelden konnen > is de Ijood,
waarvoor zyby uytnementheid bevreeft zijn. En dit doed
haar eenlijk zo y verig zijn omtrent het oejfenen van haar Afgo-
den-dienft, en om geen andere redenen ook , onthouden zy
zigvan de verboden ftys en drank •, zig vaftelijk inbeeldende,
datze zouden moeten fterven, indienze het maar quamen te D00(jfla(,)
proeven; Doodftag, Overfpel, Dievery, en wat misdaden van ,
die natuur meer mogen zijn, rekenen zv voor geen zonde w<rd
reden waarom ?, om datze het zelve met Geld konnen afmaken,
en het andere niet; maar dat werd op de Kerffiok geftel d. De agt, en
Heer Frederik Co/rrbefchrijft ons het gevoelen van de Bewoon- waarom,
iIers des EylandsYbrmofa, op even gelijke wijze,
Van een ander leven na dit, zijnze het niet eens. De meefte Gevocjen
egter geloven , dat, zo haaft iemand overleden is, hy in een vaneenan.
andere Wereld komt; en aldaar in gelijke waardigheyd als hier der leven na
leeft, en dat al het gene de V rienden van den overledenen na zijn dlc tcSen-
dood offeren,- hem inde andere Wereld tertadekomt. Dog^”0' ^
van de belooning in ’ t andere leven voor ’t goed, of quaad, alhier ge’rs hct
door haar bedreven, wetenze met geen grond van redenen te nier eens,
fpreken , uytgezonderd eenige, dewelke vaft ftellen, dat den
r/ooic»aanftonds na zijn overlyden, na zekere bekende Rivier,
Landwaarde in gelegen, en Bosmanque -genaamd, werd vervoerd,
(Dees vervoering moetenze geeftelijk verftaan , ver-Tweede,
mitsze voor haar oogen zien, dat het Lighaam by haar blijft)
enaldaar door haar Afgod werdonderzogt, wat leven hy, of
zy,in déze wereld hebben geleyd. Is ’ tnu zaak,dat hy de Hey-
lige dagen,aan zynAfgod toegewijd,wel, en behoorlijk heeft gevierd,
niet meyneedig is géweeft, noch zig aan de verboden
fpijs heeft bezondigd, of zig te buyten gegaan; foo werdhy
door den Afgod zagtelyk over gezeyde Rivier in een Land van
aiderhande Gelukzaligheden gebragt. Niet ongelijk van Ma-
hómets Paradijs, of de Elizeuwfche Velden der Oude Heyde-
nen. • Dog is ’ t zaak , dat den overledene aan ’t voornoemde
fchuldig is, zoo bruyd hem. den Afgod van boven neer in d.e
T Ri