
88 B E S C H R Y V I N G V A N D Ë
den felsen weedgr te geraken daer hy van daen gekoomen was» te wee*
nietaenge- ten jn fyn Fort', doch door verbaefdheid, en het hard loo-
pen, viel hy over een fteen , ontrent noch een halve Snap-
haem-fchoot van fyn Fort, en reeds door den 7}^ronderhaeld,
Wy ftonden van verre door fchrik, en beefden, en verbeelde
ons niet anders, of den Engelfchman {on van den Tyger ver*
fcheurd fyn geworden; doch het tegendeel gebeurde geheel-
lyk. Den Tyger ontrent of by hem gekoomen fynde,inplaets
van hem aen te taffen ,^wendde het van hem af, en fette fyn
vlugt ’t Land in voort, en uit ons gefigt.
Geen andere reeden kan ik hier van geeven , dat hy den
Engelfchman niet aentaftte, als dat hy miflchien voor ons be-
vreefd was , mits wy het met een groot gefchrei op hem aen
fetteden, om, waer het moogelyk, hem daer doof te vèr-
fchrikken, want om te fchieten fulks belette ons de nabyheid
van meergemelde Engelfchman, vermits wy hem fo ligt als den
Tyger foude geraekt hebben; of milfchien verbeelde fig den Tyger,
eer genoeg behaeld te hebben , dat hy den Engelfchman
onder de voet had geloqpen, en , fig daer meede latende vergenoegen,
vertrok.
Einde van de Deefe fagt nam hier meede een einde , diergelyk ik niet
Tyger-jagt. gaern weeder fou willen aenvangen, want verfcheidemalen door
de Negers in gevaer ben geweeft, dat fy door haer dom fchieten
my, in plaets van den Tyger , fouden getroffen hebben.
Den Tyger Den Tyger wierd hier door echter niet afgefchrikt , maer
komt wee- q uarj1 eenige dagen daer na al weer, doodende eenige Kabrie-
Kabrieten ten, ’t geen my een andere manier, om hem te vangen, deed
dooden. ter hand neemen, gelyk in ’t Antefe Land wel gefien had.
Manier om Te weeten: Ik liet een deel feer dikke Pallijjaden kappen ;
hem te van- en Aanr van een Hok van ontrent twaelf voeten lang en vie(r
f ’ breed maken; boven meede met Pallijfaden verbonden , en
ontrent duifendpond ft een op gelegt, op dat hy niet boven
uit fou breeken. Toen liet ik voor het hok een deur van dubbelde
planken maken, en vervolgens het hok op een vierde af-
Jchieten: waer in ik twee kleine Varkens bragt, en daer na de
deur op defelve wys maekte , als men by ons de Tottevallen
doed; konnende de Tyger niet in ’t hok koomen om na de Var^
kent
■ ■ ■ Hl