
134 BESCHRYVING VAN DE
zeer verre van daar, en ik geloot» dat een iegelyk * die haar
lieder ommegang kend, zal moetenbetuygen, dat zyrnet verdienen
dat men zelfs eensvanhaar fpreekt. Soo onlieflijk het
my is, het Gezelfchap van dit Volkje te moeten verdragen > foo
aangenaam zal het my daar enteegen zijn, als f t over weynige
Maanden in U E- tegenwoordigheyd zal mogen betuygen, hoe
zeer ikt’allentydenzaltragtenomtezyn, 8cc.
Eyude van den Negenden Brief.
T I E N D E BR I E F.
Is fprekende van der Negers Godsdienft, en verfcheydenheyd; van
’ t zelve,haar gevoelen van God. En r\trder\ty gevoelens van des
Menfchen Scheppinge- Maniere van Eedefmeeren in verfchey-
de voorvallen, ’t Vragen aan den Afgodhoe zulks geichiet»
en de Redriegery deePapendw. omtrent. Hoe, en waarom
een algemeene Gods-dienfi werdveprigt. Ieder Menfcbhee£t
een bezonderen Afgod en HeyMge-dagm ter Eere van de zelv
e , Offerhanden voor haar gedaan. Wie van ons hetnaaft
zou zyn om de Negers tot het Cbnflendjomxebckeeren. Ver-
bode Spijs-. Wat verbeelding zy van hunne Afgodenheb*
ben, - van de Beloening wegens ’t gateden qucutd.c Daódflaf,
Överfpel, & c . is geen zonde by haar., en waarom, Ven.
fdteyde gevoelens van een ander leven.. Wonderly ke PnV/?er
Bandwaardsin woonende, de Negers geloven aan Toveraars,
den Dnyvèl, en verfchyninge van Geeftm. ‘t Uytbannen
van den Duyvet, hoe zulks in zyn .werk gaat. Maar twee
• FééftènonêèixWNegersbekenAi Haaronderfdieyd in; Ge»
* lukkïgè en Ongelukkige dage». Zyn zonderling hygeloomg. En
een voorbeeld van’ t zelve.
vèïfthty.- M'Y-N H E E R , -
gevoelens8° yafrden 1 » is vrylahgged
onder de y* ëelf , en by aldien ik de S toffe,; die tegenwoordig;
Negers,we- v voorgenomen heb io'verhandelen, wilde uytbrey-
GtJdsdfenft den , zóó e» zou dffe niet korter zyn : Want de
GUTNESE GOUD.KUS T. 135
Gadsdienff der Negers, waar van ik nu zalfpreeken, zou ons
Stof genoeg aan de hand geven, om een geheel Boek te vallen,
Overmits de verfcheydenheid, die men daar allerwegen in vind ;
want geen Land, Dórp, ja zelfs geen Gejlagt, ofze verfehee-
len daarin met den anderj dog dat alles aan te haaien, -dunkt
my demoeyte niet waardig tezijn .zullen betdierhal ve-nover-
flaan* en ma-ar eenlijk van baar lieder Algemeene GodsSenff ( en
waar in zy meeft alle over een komen} fpreëken.
De Strand-tHiegers geloven meeft alle aan den-eemgen,vjaurett, Geloven
en 'wüfi-mgtigenGa 'd-, den zelven de Schepping van Hemel, Aar-
d!e, Z ee, en^w wat daar op, onder, enin is, toetrfiryven. ^ogoplcen
de. Dog egtermaar op een ruw-e wys, zonder 'tretnigoed of onvolnet
Dettkheelivm te koimen maken j op gelijke -manier gèlo- maakte
Venfè ook de dagelykfe onderhouding , en •befticrbig van al bet w^s’
Gefchapene. Dft geloof, hoe-onvolmaakt het ook zyn mag,
«n hebbenfe noch van haar zelven, nochdoor overlevering van Mitsg aders
haar Voorouders , maar •eenlyk door de geftadige vebkeermg ,
met de Europianen welke baar zulks van t ijd tot tijd hebben befti*i|J>
tragten in te planten. Om dk van haartegevoelen werd ik van >tge_
tweevoudig gefterkt, «eerftelyk, omdatfc'GWnooyt met Of- (chapene.
ferhmden verecren, noch hem in haar nood aanroepen , maar _
uit alle hunne fwarigkeden zig ten eerften tot hun Petiche( dit
bier na te verklaren) wenden? en dezelve om een goede uyt-ae door de
feomft van haar voornèemenrs fineeken. Het .tweede is de ver- Europianen
fcbcydenheyd van Gevoelens, die-onder eenige van haar we-
gens de Scheppingnoch is overgebleeven ; want het getal derzcm *
geener, welke gelooven , dat de Menfch door den Ananfiè, zyenbid-
zynde een groote Spm, gefchapen is i is noch beden ten dage den God
niet weynig, werdende zulks van zommige noch heel hattrick-tuct *
kig gedreeven. De overige geven de ixbèppmg'VpeA t&nGod, be®
dog op de volgen wijs, te weten , van’t Menfebelykt 'Geflagt, ofterhane
als dat God in den beginne ib wel Swarte als Witte of Blanke <kn » niaar
Menfihm heeft gefchapen , om gefamentlyk de WeerelAxe, be-
volken ; hier uyt tragtenfe te bewyfen , dat zy zoo wel van baat a%o>-
den beginne als wy, zyn geweeft. Hier by , om zig zelven den.
noch meerder eer te geven, verdigtenfe, als dat 'Gtó, na dat
hy dees twee Gejlagten van Menfihen had gefchapen , dezelve
ook Gaven had voorgefteld: Namentlijk, bet B ezit, van’ t y ^ e
Goud