
nij;eWy ven
om andere
MaiiBtD in
't net te
krygtn.
Boetens
over het
Ikflapen
naii een an
188 BESCHRYVING VANDE
gebruyken, om de Manluy in ’t net te krijgen, voornamentlijk
vreemde Perzonen, en die haar niet en kennen. Dezodanige
zullenze wijs maken, datze geen Man hebben, maar ongetrouwd
en vry zijn: dog zo haaft zijnze niet af'gezoend, of den
Man komt voor den dag, en doed hem het tegendeel haaft gewaar
werden, en hem met gevoelige en klinkende reden z\\n
ligtgelovigheyd vervloeken.
Andere Wyven daar en tegen , waar van men zekere kennis
heeft, datze getrouwd zijn, zullen haar Minnaars, om dezelve
tot de omhelfmg aan te moedigen, een ecuwïgftilzwijgen beloven,
en des nood zijnde ook wel Sweeren; dog de meefte komen
hun woord na, als een Vrouw- Zy en zeggen het haar
Man niet, voor datfe hem zien en by hem zijn. Eu zy zouden
ook ongelukkig zijn, by aldienfe het verzwegen, en dat er de
Man door een ander agter quam, waarom men het dezeVw»j-
dtertjes met zeer kan wyten, datze hun Omhelfer beklappen.
En wil men het met reden voorftaan, en bekleeden, ’ t is immers
een vajte en natuurlijke wet, dat een Vrouw gehouden is,
’t welwezen en voordeel van haar Man te behartigen. En niet
alleen dat zulks hierdoor gefchiet, maarzy ftellenzig zelven
ook buytengevaar van quadebejegening, die zy met het te verzwijgen
, van hun Mannen hadden te verwagten. Pots taufend
Jlapperment, zegt den Duytfer, dat fezemode eens tot in Europa
overvloog ? namentlijk, dat de Vrouwtjes aldaar zo veel vrvig-
heyd mogten gebiuyken, om onbelchroomd, een, of meer
Luytenants tot hunMamen te verkiefen, wat zou het Gild van
Aïïeonbinnen korten tijd aangroeijcn en toenemen. Dog het
tn zou £jp/o egter niet goed zijn: want ik heb my wel laten wijs
maken, als dat het voorzeide Geflagt, zonder deze vry igheid,
reeds al zo groot is, (voornamentlijk in de Landen die wat Zuy-
delijker als Nederland leggen,) dat het weinig fcheeld of zy bruf-
fen in grote bye'enkomften malkander de Horens van de Kop af.
Dog laat ik ’er van aflcheiden, de Stof is te teer voor my , om
er zo weyds van te handelen. Ik begeef my liever weder aan
mijneygen werk.
Het Bejlapen van een andermans Wy/, boet dtgemeene man
onder malkander, met veertig, vyftig, en zeftig guldens; dog
.degeen, die wel begoéd zijn, moeten vry meerder bloeyen,
voor-
GUINESE GOUD-KUST. 189
voornamentlijk zoo hy by een Vrouwmens is geweeft, wiens dermanï
Man mede van groot vermogen is. Aan de fodanige komt het wyf.
zomtijds wel een duyzend gulden, o (twee te koften.
UE. zoud zig bedoen, hoe aardig dezegefchillen voor hetWerf aar-
Geregt werden aangelegt, en verweerd. Ik heb over zaken 8 * ‘
van die natuur gedurende mijn aanwezen alhier, meer dan honderd
malen de plaats van Opper-regter moeten bekleeden. UE.
weet, dat het ontkennen de eerfteRegel in deRegten is; en
hier van.weten de zig ook wonder wel te bedienen ; en
Zy zullen gemeenlijk de zaak in’teerft ontkennen, endier-
halven moet ’er , om hen te overtuygen , zekerder bewijs
bygebragt werden. En wyl ’er werd geoordeeld , dat het
Vrouwmens wel de befte reden van wetenfehap kan geven, zoo
is zy gehouden om zelver in de volle Vergadering te verfchij- Door het
nen, en aldaar haar befchuldiging op het klaarfte voor te ftel-
len, met heel naakt en breed te ontleeden , wat tyd, qp wat befchuldi.
plaats, en hoe de befchuldigde zijn zaken heeft verrigt , engingdoed.
wat zy van hem heeft gekreegen? Om kort te gaan, zonder
deminfteomftandigheyd.tevergeeten. Watdunktu, Myn
Heer, is dit niet een ftigtelijk Regtsgeding? zeer net dit eerwaardige
gezelfchap van oude Mannen, daar uyt deze Raadsvergadering
is te zamen geftelt, voegende; behalven dat hier
n°gbykonat, dat den verweerder zomtijds zijn vcrfchooning En door
bybrengd, dat hy.wel van Leer heeft getrokken, en bereid is^c“J°”S-
geweeft , om een preuve van zyn Manmoedigheid te geven ,Wce"J.er*
dog dat hy op.de Grenfen van zijn Vyandin genaderd zijnde, en
op het gevolg denkende, een inkeer had gekreegen, en dies-
halven zonder eenige dadelijkheyd te pleegen , lijn Geweer
weder had opgeftoken. Zy daar en tegen betuygd hoog en
laag, dat hy tot m ’t midden van haar Land is doorgedrongen,
brengende zo veel blijken, en fchynbaarheden van haar tegen-,
dingerstWapenen b y , als haar immers doenlyk is. Dies dat
gezeide ee r w aar d i ge Raadsheer en veeltijds zig verlegen vinden,
om ’Ler uytfpraak over te doen; gemerkt beide deelen zo hart-
nekkig op hun (luk bly ven (laan, en dat een iegelijk zijn zeggen
met vcLfchijnbaarheden weet te beveiligen, waarom zy
dan ook niet naders weten te doen, (gemerkt in defc 2;aakWc
geen getuygen werden geleden ) dan tot den Eed te komen, doc0rr d
A a 3 den