
Duiven.
Olypharit.
Hoe onge-
fchikt ceni-
ge van den
ïilven hebj
ben ge-
fchteeven,
’ t geen den
Schryver
tèegén-
* fpieckt.
22 B E S C H R Y V I N G V A N D E
Duiven hebben wy op eenige onfer Forten in een grootgetah,
fynde alle van de gemeene (lag-, welke men by óns Kr ukken,of ook.
wel Feld-duiven noemt; doch daeromlatenfe niet na, wanneer-
fe jong fyn, ons een goed eeten te verfchaftén, althans aen de
geene diefe lullen.
Dit is nu al het tam Gediert dat wy hier te Land hebben ,
derhalven, aen het Tu/idkoomende, fal ik van een Beetje fpree-
ken, ’tgeen ruim fo groot als het laet/lgenoemde is.
Billyk neem ik in ’t befchrijvsn van’t wild Gedierte myn aer.-
vang met het feer verwonderenswaerdige Beeft den Olyphant: den
félven heeft fo veel, en verfcheide fo goede als aenmerkelyke
hoedanigheden, dat men hem, fonder verkorting, de eerfle
plaetfl onder degroote Heeften niet mag onttrekken. Ik fal my
echter niet inlaten , om’er veel byjonderheden. van te fehry-
ven: eensdeels by gebrek van eigene ondervinding-, en ten anderen
ook, om dat fulks reeds al by veelen is gefchied: be-
halven nog, dat eenige fig hebben mogen ontleedigen, om op
een wondere en ongeschikte manier , van deefe Beeflen te fprec-
ken ; als van hare vermenging, fwanger gaen, voortteelen, ouderdom,
verwifjeling der tanden, én- veel jotternyen meer. Ikfeg
fotternyen, en dat met reeden, om dat geen menfch ter wereld,
voor fo veel als my althans bekend is, kan feggen, hoedanig
de Olyphanten met malkander te doen hebben; hoe langfy haer
vrugt dragen; op wat afgefcheide plaetfen fy die werpen-, enof-
fe haer tanden verwijjelen, enz.. Dit fyn alle niet meer dan lof-
fegifjtngen, om dat men hier van in de tam gemaekte Olyphanten
geen berigt kan krygen: en derhalven moet deefe kennis van
uit het Bojch komen: dog hoé , wie heeft in de Wildernis fo
langen omgang met deefe heeften gehad, dat hydaerfonetten
berigt van fou konnen geeven : ik denk, niemand niet; of ’t
snoeft enkelyk den goeden Plinius wefen. De bekende uitjchrijver
van alderhande Boeken en Hijlorien , fegt, na myn befte onthoud,
in eene van fijn Werken, dat men Plinius al van langen
tyd af, voor een Fabelfchrijver gehouden heeft; dogdathee-
dendaegs feer veel van desfelfs fchrijven door ’t onderfoek van
nauwkeurige Reifigers werd beveiligd.
Niemand, geloof ik, fal willen ontkennen, dat Plinius ee-
G U IN E S E G O U D -K D S T . 23
nige fakenna de waarheid heeft befcbreeven, dog daerentegen
is ook onwederfpreekelyk waer, dat al heel veel van fyn/tellingen
los, {onder grond en valfch zyn. D e voornoemde Schrijver,
is , na ik heb bemerkt, veel malen al wat te lichtgelovig ge-
weeft, omtrent bet geene fyn E. van andere Landen heeft gehoord
of geleefen, gelyk men met feer veel Voorbeelden uit fyn
Werken fou konnen aentonen. Syn E. versevehctmy, dat ik
fegge, dit een feer groote misflag van hem te zyn geweeft,
want myns achtens en voegt het geen goed Schrijver , al het
geene men van andere Landen hoord, aen te neemen ; maer
eerft te letten wie dat fodanige vreemdigheden komt te verhalen,
of den felvenwel gelegentheid gehad heeft, het geene hy
verteld of befchryfd, na te vorfchen. Dog hier mede verwy-
der ik geheel van myn ftuk, wy fullen derhalven Plinius laten
varen; en feggen van den Olyphant, dat het hier in Afcica eenGrootfc van
heeft is, tien, twaclf adertien voeten hoog;, derhalven ongelyk deOlyphan-
kleinder.als in Ooft lndien, wyl de Schrijvers van die Geweften tcn °P de
aldaer aen defel ve meer Cubiten fyntoefchryvende. Haer ver- Q^iBCvaan
der egedaente of ge ft alt e is hier.,als op andere Flaetfen,.. derhalven
is niet van nooden om’'er melding van te doen.
Deek Beeften doen een (onderlinge fchade aen het geboomte ,poen groote
voornamentlyk aen de Orangie-appelen, - Bananasen Bakovens- ^ Ooft^"
hoornen, want zy .eeten van dé laetfte niet alleen de vrugt , maer boonjen.
ook de geheele (tam-op.
De Negers getuigen eenpariglyk van haer , d atfe de meitfcben,.
in ’t bofch aentreftende, niet en fullen moeijen , als men haer De Oly-
ook n aer niet aendoed; dog datfe tot een verwonderlijke woe- phamen
de uitbarllen, als men op haer jchtet, en niet doodeliik-trzft s^afchen maer hier vanhebikhet«ge»dÉe/gefien, van eenen die 'tvoor- Wanneer fy
leden jaer hier aen Elmina in onfen thuin.is geweeft , waer van defelve ont-
ik fo veel heb te verhalen, dat die floffe een gehelen, Brief ibu-™eten ’niet
debeflaen, derhalven U£, fo lang geduld gelieve te neemeii ,
dat ik eerft defen, en nog twee brieven vervaerdige, als wanneer
ik IJ Extra omftandig berigt van onieOlyphanten jagt fal gee-
■ ven, met nog eene, die,ik voor deefen op een Tijger heb gehad;
en ik ben verfeekerd, datdi ebrief, fo wegens gefeideftof,
als andere feldfame ontmoetingen , TUE. niet onaengenaem fal te
vpo