
174 B E S C H R I V I NG
gacu beden j door wien den Godsdienft hier te Land werd ver-
«gt. - 3*>
DeFidafe^ ’t Selve gefchied van Mannen en Vrouwentt gelyk, enbei-
^rooMRtij'&j c^e by de Ne^m in een wondere grootagting, ja fodanig
S i J f f datfe óm geenige mifdaed met de dood moogen werden geniet
rei“ ftraft; alhoewel den tegenwoordigen Koningdeefe Wet, met
doodwer- toeftemming fyner Grooten » heeft overtreeden. Doch fulks
^ngwjragt. gefch{ec}de njet {onder grooteoorfaek, en uiteen dringende nood-
fakelykheid; want een van die fchelmen had het, nevens's Ko-
nings 'Broeder, (met wie hy ’t hield} op ’t Ryk en keven van
den Koning toegelegt; dies hy den felveiv deed ombrengen ,
en gaf hem fyn Broeder, dien hy meede in handen kreeg, ten
géfelfchap liieedé. jy
De Priefle- De Wyven die tot Priefterinnen werden verheèven, al was
n'nnen wer- het maer een Slavin geweeft, wérden immers fo féer ontfien
fo fcermat- de Papen, en hun agting gaet noch fo veel verder , om
fion.enGods datfe met cfe Eerhaem van Gods Kinderen gaen pronken; en
Kindereo daer allepffyven van dit Laudhun Mans geheel /laefachtig moegenacmt
ten dienen, daer voeren deefe in tegendeel over defelve, en
alle haer giederen, eenvolkoomen Gebied; leevende daer meede
na hun eigen welgevallen enjinlykbeidp en daerenboven fyn
de Mans gehouden, om haer fodanige eerbewys te toonen,aIs
fy te vooren van defelve hebben ontfangen; te weeten, om
haer op de knien aen te fpreeken, en te dienen.
Gebieden o- Dies het hier regtfehapen gaet, yder Duyvel regeirdfijn
Ter haer maend, doch deefe Karognes hebben de lange fesweeken; en om
Goede'1/ 11 ^ee^e reeden fulleh de verfiandigfle van haer fo een Papin niet
oe eren. ten jjryf neefijen, noch ligtelyk toeftaen, dat ymand uit de
hare tot die Waerdigheid werd verheèven. Maer is ’t , dat het
echter komt voor te vallen, fo mogen fy’er fig niet tegen hellen,
o f fouden fig felven eert fware verantwoording op den.
hals halen, en aengemerkt werden, als menfehen die den ge-
• meenen lóóp des Godsdienfi wilden ftremmen.
BievanFida Tot befluit van haer Godsdienft, moet ik hier noch byvoe-
h?bbenhun-gen, dat fy ook een verbeelding hebben van de Hel, of Dui-
neverbid- en de verfchyningen van Geéflen. Even fo een denkbeeld
h'm Daivej xnafeenfer van, ’ ais eenigëeenvoudigemenfeben ondèr ons. Aeti
de
"V A N D E S L A V E - K U S T . iq f
de Hel geevenfe een weefentlyke plaets, ergens onder de acr- etiverfehjr-
de, waer dat de Godloofe en Fer doemde door het vier werden Q^gfte^ n
geftraft.
In dit gevoelen fyn fy voor oen jaer of vier noch braef ge-
fterkt; want een oude Toverhoer, van elders uit een hoek
koomende, wift haer groote dingen van de Hel te verhalen,
datfe daer verfcheide van kennis hadgefietj, en onder anderen
den laetften Kapitein van de Blanken, des tegenwoordigen
Kapitein Karter fyn Voorfaet, die daer jammerlykwierdge-
plaegd. Kort om, fy had fo veel in de Hel gefien,datfewei
haeft met Don Francifco de Quevedo in’t Strydperkfoudemoogen
hebben getreeden , wie van haer beide de meefte nieuwigheid
had gefienjdoch hier in hadfe de Prys echter behouden; want
fy had’er, fofefeide, weefentlyk , en Don Quevedo maer droo-
mende, in geweeft.
By myn tyd was hier een Roomfch Priefter van SainB To-
. me,uit de Broederfchap van Sr. ^!a^«/Z/B«j,gekoomen,om, ware
het moogelyk, de Swanen op den weg ter Jaligheid te brengen,
doch alles was te vergeefs; ’t point van veelwyvigheid
ftiet haer feer tegens de borft , want hier van kondenfe niet
afftappen; maer’t overige had men door de tyd noch moogen
meefter werden, doch dit was ten grooten brok om te
verfwelgen.
Deefen Priefter noodigde den Koning eens om het doen van £cn r .
de Mis te koomen bywoonen , ’t welk ook gefchiedde ; en p/efterdoet
wanneer ik hem, wederom gekoomen fynde,; vroeg,hóe het ceo Mis voor
hem hadde behaegd» fo feide hy : Heel wel, en dat bet fraei ^cn K°n>ng.
was; doch dat hy het echter kever met fijn Fetiche (liet dit woord
hier vooren) wilde houden.
Voorfeide Priefter in myn tegenwoordigheid eens ingefprek GcfPrek s'.aa
geraekt fynde met een van des Konings grooten , dat een Jij- &e^ei^ePrie-
nen quand was; feide al dreigende: Indiende Vidafedusna hun S a “
oude gewoonte voortvoeren te keven, fonder fig te bekeer en, datfe pitein, over ,
onvermydelyk by den Duivel, in de Hel om te branden , Jouden harebekee-
moeten koomen ? Deefe fijne Man gaf hem daer op vaerdig tot nn^*
antwoord; Onfe Vaders, Grootvaders, tot in t oneindig getal toe,
hebben gekeft even als wy nu doen, en ook defelve Goden als wy