
I2< B E S C H R T V I N G
den van hun verfiagentheid. Die my ten antwoord : Dat
niemand, op ftraffe des doods, fo openbaerlyk in s Kontngs tegenwoordigheid
van flerven mogt fpreeken j en nochfo veel mmder, als
’t hemfelfs aenging. Ik fweeg voor die tyd ftil; doch m myn
tweede en derde Reis, wat vryer met den Ko»^ en fyn voor-
naetnfte Grooten geworden fynde, heb ik haer meemgmalen,
weegens hun ydele vrees voor ’tfterven, uitgelagclienjt geen-
fe met’er tyd al {oo gewoon wierden, datfer felfs om b g n-
den te lagchen ; voornamentlyk den Koning, (die een
lyken Broeder is) als ik’er ymand van fyn Kapiteins al gekfchee-
rende mee quam te dreigen. Doch een H&er er echter de
mond noch wel van toehouden. . _ , .
Maken geen j ) e Nepm leven hier fo maer by de gis weg, fonder eent-
onderfcheid dagen' oftyden agt te flaen. Feeftdagen hebbenfe niet,noch
in dentyd- lo k geen verdeeling van ueren, dagen, weeken, maenden oïya-
re«, maer fy reekenen eenlyk hun zaeïtijd na Manefchymngen;
en dat het alle drie dagen onwederfpreekclyk gropte Marktdag
Syn groote j n >t bereekenen van hun Koophandel fynfe fo uitneemend
Rekenaers , , ^ f dra uit hun kop , als wy met pen en tnk
& £ 5 5 » «*«* ' a s het ook heel gemakkelyk is met haer te Handelen, en met halt
fo veel werk, als met andere domme Varkens van N«pw. .
Laet UE niet vreemd voorkomen, JMynHeer, dat ik het
een voor ’t ander ftel fonder een vereyfle famenhang te maken
, en als van den Os op den Efel fpring; want vermitsik
mv de tyd niet gegeeven heb, om hetterdeegente fchikken,
fo moet UE. het voor liefneemen, foalshetmacr vak. Doe
begeerd UE. een andere order, bruft en fchikthetfoalsubeft
gevalt. Gy folt het na ontfangft als eigen in handen hebbem
Trooft u voor tegenwoordig, dat myn teem haeft mt is , en
ik byna ten einde van deefen Brtef ben gekoomen.
Maenftondi- douwen die het gaet na
ge vrouwen, jer voor fQ onrein gehouden, datfe in die tyd met in _
weldf n nims of eenig ander Grooten huis mogen komen; want «e u
re trgchou vertreedflers met de dood , of eeuwige faverny fouden geftraf
den. werden. Het
V A :N D E S L A V I - K Ü 5 T. 127
Het Befny den der jonge Kinderen, namentlyk der Soonen, is Befnydenis.
hier gebruikelyk; doch vraegt men haer van waer het felve
komt, ’t antwoord is met den eerften gereed: Als dat fy het
by overleeveringen van hun Voorouders hebben , fonder te weeten
waer het nut voor is, of wat het beteekend.
Ik feide fo even, dat de"Soons befneeden wierden; en UE.
denkt miflchien niet fonder roeden , om dat het aen de
Meisjes niet fou paffen. In waerheid, Myn Heer, het fou
hier aen eenige Meisjes immers fo! wel voegen als aen de
K negtsjes. UE., als een Geneesheer, behoefd niet te vragen,
Watl En de onkundige fal ik wyfen.naer den Heer en Mr. Aer-
noudvan Overbeek, daer-hy van de Hottentottinnen zznCabo de
Boa Efperanje fpreckt.
In ’t Befnyden der Kinderen verfcheelen deNr^m hier won- Waer ïn fecr
derlyk vanden ander; den een doet het met vier, vyf, verfcheelen.
en andere met agt of tien jaren.
Hun Speeltuigen fyn ongelyk aengenamer als die der Np- HunSpeel-
gers op ds Goud'Kuft, en in"t gebruik fynfe ook vry befadiv- tui£Cfl”
der \ want in tyden van klagen of wp»p» fullenfe figmetdefel-
ve niet laten hooren.
Dobbelaers fyn fy in den hoogfl-enGraed; verfpeelende alles Syn groote
wat fy in de weereld hebben ; en als geld en goed ontbreekt, Dot>bda«s.
fo doen fy als de Chineefen, en fpeelen om Wy/en Kinderen j
en laetftëlyk om haer Land en Lyf.
Ik fa l, om UE. niet langer op te houden , hier haer
Speeltuigen gebruikelyk, fo tot vermaek als den Dobbel, niet
atfehilderen; en ik fou’er ook «weinig kans toe fien. Der-
halven deefe werd geëindigd en beflooten, van de geen ,
die t’aller tyd en plaetfen iig beroemd te zyn, Myn Heer,
&c.
Einde des achtenden Briefs.