
m B E S C H R Y V I N G V A N HET
der dat hy fig echter fou konnen redden. Het water revelen
fy , is bevoorens geheel ftil; doch fo haeft werd’er ymand
niet in geworpen , die aen ’t geene hem te laft werd gelegt,
fchuldig is , of het ontroerd en wringt fig even als een draei-
kolk in een , tot dat den 'Patiënt pa de grond en uithetgefigt
der menfchen is , wanneer het fig weeder„als vooren herfteld,
even als of het’er gaerne meerder wou hebben.
Wat dunkt u , Myn Heer , fou U E. deefe fwakke proef wel
derven vertrouwen ? Ik denke van neen ; en ik in waerheid
meede niet; want ik fou met reden'vreefen, hoe onfihuldig ik
ook mogt fyn, dat ik (als iynde met de konft van fwemmen
niet begaeft ) met myn onnofelheid en al te gronde fou gaen,
en verfuipen ; en van dit gevoelen geloof ik dat’er wel meer
fullen zyn. '
De Boetens, dier hier weegens mifdnad fyn verbeurd, werden
verdeeld als volgt: Eerft werd de geene die-wegens die-
very als anders beleedigt is , te vreeden gefield ; vervolgens
neemt het prefente Opperhoofd fyn deel; en het overige is voor
de fo veelmalen genoemde Hommes Grandes; want de Koning,
tot wiens kennis het noit komt, trekt’er niet een brus af. Indien
vooirfeide drie met het geene men haer fend, te vreeden
zyn, fo is ’t wel; doch ’tgebeurd veelmalen, dat- fy het felve
weeder te rug fchikken ; en aen de Gouverneurs of Onderkoningen
, uit de naem van den Koning doen boodfchappen, dat
de boetens te gering zyn, en dat fy de faek niet wel hebben behandeld.
Geeven haer met eenen te kennen, hoedanig dat fy
het lieffi lagen. De geene, aen wien dit bevel komt, fchoon
fy wel weeten dat den Koning fig daer mede niet moeid, maer
dat het eenlyk der Hommes Grandes beflel is , moeten echter
gehoorfamen, en fo veel meerienden als defelvebegerenj vermits
die haer anders de eene of andere tyd een fraeye poets
fouden fpeelen.
Eer ik my tot haer Godsdienflbegeeve,fal ik noch metwei-
•nig regulen gewag maken van haerlieder [peeltuigen, dievoor-
namentlyk befiaen in groote en kleine trommels , met weinig
onderfcheid als die der Negers op de Gottd-kufl. Syn even fo
gemaekt, en met, leeder of vellen ovzrtoogen, en werden ook
OP
G R O O T - B E N IN S E K O N I N G R Y K . 243
op de felfde manier geflagen. Nevens de trommels hebben fy
ook eenigeyfere klokjes, waer datfe op fpeelen :van s’ gelyken
kalabajjen met boefies belet, die haer dienen in plaets van Cafli-
gnetten. Dit alles geeft een verward en verveelend geluid onder
malkander.
Boven ’t voorfchreevene hebben fy noch een Inftrument, Harp waer
’t geen de naem van een Harp wil draegen , het is met fe- £a <je Neger*
ven of negen rieten fnaaren befpannen. Hier weeten fy al t
heel wel op te fpeelen r en onder het felve fo fraei te fingen, danflen.
en op de maet te danflen , dat het niet onvermaakelyk is,
het felve by te woonen. ’t Syn de gefchikfte Danjfers en
Danjferimen, die ik oit onder de Nugm heb gefien. Die
van Axim hebben op haer faarlykfche Feefl , wanneer fy den
Duivel uitbannen , omtrent dusdaenigen Dans , doch ia
lang fo fraei noch aengenaem niet als hier, te weeten in de
Benin.
Om te dobbelen en fpeelen , en malkander het geld af te win- g„n n
nen, daer toe hebbenfe geen hert. Men liet haer noit anders Dobbclaer».
dan een Booneberd gebruiken , doch noit om geld, en allecnlyk
maer voorplaifier, en om den tyd te verdryven.
Haerlieder Godsdienfl is fo ongerymd en verward door den Verwarde
ander , dat ik nauwlyks weet hoedanig defelve te fullen be- Godsdienfl.
fchryven , noch waer te beginnen.
Sy willen de naem hebben datfe de Goden en Duivelen t cDfenen G '2
gelykdienen onder menfcke en beeftelykegedaantens j als oliphamsen den Dui-
tanden, klauwen, doodshoofden, geraemtens, enz-, ook fodanigevd.
faken welke de Natuer maer'op een extraordinaire wys fchynt
gewrogt te hebben, neemen fy voor een God aen , en veree-
ren het met Offerhanden ,• een ygelyk is fyn eigen Priefter, om
de Goden na hun welgevallen te dienen.
f i s fo veel te meer beklagens waerd , dat de Negers fig aen Denkbeeld
fodanige nietige dingen overgeeven , om dat veele onder haer God , 1
geen quaed denkbeeld van God maken ; want fy geven aen <jod
deefe volgende hoedanigheden ; als de overaltegenwoordigheid, al- Cn
magtigheid, voorjienigheid, alvjetentheid en onjienlykheid', om welke
laetfte reden fy ook feggep : Dat het ongerymd Jou fyn , om
God op eenigerhande wys af te beelden ; want het onmogelykis iets
H h 2 af
go