
112 B ESCH RY V IN G VAN DE
N E G E N D E B R I E F .
Befchryft den Aart en Zeeden der Negers op de Goud- Kujl. Syn
geheel Bedriegelyk , gantfch niet Arbeydfaam , Sorgeloos.
Haw Kleding, Opvoeding der Kinderen, GroeteniJJen. Zyn
voldoende alsfe bezogt werden. Hoe zulks van Grootenge-
fchiet. Handwerken , waar inde zelve beftaan. D c Scheepsvaar
d en Viffchen , Land-bouw. Verfcheydenthcyd van
Spraak op de Goud-Y.uft. Genaamde Edelen. Hoe veel
Standen onder de Negers. Zyn onverfchillende in ’t neder-
flaan van haar Dorpen , zoo ook in’t maken of leggen van
haar Weegen. Haar Speeltuygen. Hebben geen bedelaars
onder haar, als deOnbefchaamde, e»zonder Nood. Be-
fchry ving van de Mulatten.
M Y N H E E R ,
En uwen van den 2 4 ..... is my te zyner tijd wel
v geworden, welkers Inhoud zeer wel heb begrepen
; dog gemerkt de Stoffe, die ik voor tegenwoordig
van mecning ben in defen te verhandelen
, van haar zelfs lang genoeg zal vallen , zonder
dat’er het vereyfte antwoord van U E. Briefby komt, zoo
zal ik ’t zelve met U E. believen voor deestyd overflaan , met
belofte om ’er my by nader gelegentheyd behoorlyk van te
quyten.
Myn voorgenomen Stoffe in delen is, om van de Aart en
Zeeden der Inboorlingen te Ipreeken; dogby aldien ik dees Brief
niet zonderling uy t en breyde, zoo zoud ik my wegens de ver-
wardheyd, die ons Haat te ontmoeten, nietweynig verlegen
vinden. Dies U E . het niet qualijk gelieve te nemeen, dat
ik foo veel zaken in een kome te begrypen, zonder daar in een
verdecling te maken; ’tKomt my op dees wijs het gemakke-
lijkfte voor, en daarom, Heer en Vriend, ’t zy mede loovan
u behagen.
Qm dan een aanvang te maken, zoo zeg ik , dat de Inboor-
GUINESE GOUD-KUST. u t
lingen of Negers, Negros foo als ik haar voortaan zal noemen,
( vermits het woord van Negerof Niger, Swart beteekend , cn
Negers , Swarten , alle , en gcene uytgezondcrd , van een
fchelmagtigen en bedrieglyken Aart zyn, op wien men zig zelden
mag verlaten. Zy cn zullen geen gelegentheid om een Euro-
piaan, ja om malkander te bedriegen, laten voor by gaan ; ft ®N'ScrS
is een witte Valk indien men ’er een van een opregte trouw dri:glyk~en
vind, en welke trouw dan ook zelden verder gaat , als om- guytagtig.
trent haar eygen Mee fiers-, want het zou wonder zyn, als men
huur levenswandel eens ging onderzoeken,zo men niet iets vond
waar infe haar aangebooren Aart en neyginge omtrent andere
hadden laten blyven. Sy fchynen ’er toegebooren te zyn,
woonen het van jongs op b y , waar door het ook zoodanig in-
Worteld, datlê het naderhand onmogelyk konnen agter wegen
laten,mits ’t haar al, als een noodzakelykheid voort komt,en
derhalven komenfe hier in, wonder wel met het gene men van
van de Mofcoviters ichrijft, overeen. Bydees ondeugd voegt
zig, als de Sufter van ’t zelve, d eluye lediggang, waaraan zy Luyenfor-
zig zoodanig overgeven , dat menie niet aan den Arbeydzal gloos,
krygen, of de nood moet’er haar feer toe parlen : hier en boven
zijnlê noch lbo zorgeloos, en trekken zig haar verrigtinges
zoo weynig ter herten , dat het ongelooflijk fchijnd , en men
kan qualijk bemerken ofifè voor-dan tcgenlpoed hebben ont-
fangen; want by voorbeeld, in dienfc te Veld fijn geweeft en
de Slag gewonnen heben, men ziet haar wederom komende,
zig zclven met danfenenfpringen vermaken; het zelvcgelchiet
mede lbo, wanneer zy het Veld hebben moeten ruymen , en
op de vlagt gedreeven zijn, ergens een vroly ke Feefl zijnde van
s’gelijken, en m een Lijkflatie of omtrent een Sterf-huys, niet
minder. Kortom, ’tzy in voor of tegenfpoed , men zal haar
een en 't zelve zien bedry ven, zonder dat men het anders , dan
in de Kleeding en ’ t affebeeren van 'tHayr , zou konnen onder-
fchcyden. Dog hier van op een ander tijd. ’K en gedenke
niet van mijn leven e e n z o o wel t e r d i e n e n d e , gelee
fen te hebben, als’t geene op de Fytel-plaat van de Heer Foc-
quenborg zijn werken js gemaakt, ik zal de laatfte woorden,
die mijns eragtens niet te verbeteren zijn , hier laten volgen;
P Aan.