
i.5,8 B E S C H R Y V I N G
werd behandeld-, waer van men defebuld aen niemand alsge-
feide Sthippers kan geeven ; want defelve geen kennis van de
{.eeden der Inwoonders hebbende , weeten met defelve na be-
hooren, en fo vereift werd, niet om te gaen, ofteverkee-
renj ’t geen hun feekerlyk by dien Landaert, dewelke van een
voed oordeel zyn, in een kleinachting moet brengen; enderhal-
<3och ver- ven derf ik ook wel een befluit maken, en als voorfeggender
mindcrd Vwfe vaft Ilellen, datfe den Handel van Slaven » or de Markt
feer; en ^ien, feekerlyk fullen bederven, en te weeg brengen,dat
W“Crom‘ men de Slaven in ’t toekoomende veel dierder fal moeten betalen
; doch wyl ik my bier ontrent al in mynen fevenden Bruf
(handelende van de Goud-Kuft) heb verklaerd , fo fal iker
voor tegenwoordig van affeheiden ; ook om dtSeheeptver-
ftandige (die fig inbeelden immers fo veel bequaemheid te beb-
ben , om den Slavenhandel te verngten , als onfe K oopheden)
niet tot toom te verwekken; en wyl ik foo veelmalen van den
Slavenhandel heb gefprooken > fo fal ik bier aen laten volgen, hoedanig defeLe door onfe ^ lie d e n daer ter Plans is ge-
Befchry ving dr ftl^Koopman van ons aen Fida gekoomen fynde, was desvan
den Sla- . J 7 ,i„n K venhandel felven eerfte -werk, om oen onint men vwer dmevre Grmten, desoaen
Fida. aumens (fo men hier fegt) te voldoen, dewelke in het geheel
ontrent quamen te bedragen een femme van duifend gulden
Guineefe waerde , en fo als de goederen daer mogten gelden.
H ie r na wie rd ons v ryh e id to t den Handel g e g e e v en ,en t fe l-
ve door een Omroeper het geheele Land do or verkondigt.
Eerlt met Doch eer wy met ymand vermogten te Handelen, moeften
den-Ko- erft al des Koning, Slaver, , die hy in voorraad had, den
felven afkoopen, entegens een daer toe geftelde ^(getneen-
lvk een derde of vierde meerder als van andere) betalen , als
wanneer wy verlof hadden, om met een ygelyk:, fo wel klem
als eroot, te mogen Handelen. Doeh byaldien het gebeurde,
dat’er aen Fida geen Slaven in voorraed waren, fomoefteen
Koopman befluiten, en het wagen, om voor een a tweehonderd
Slaven aen Koopmanskappen aen de Inwoonders uittebo -
een ; welke Goederen dan door haer Landwaerds in wierden
gefonden, om daer voor op alle Markten Slaven tegaenkoo-
V A N D E S L A V E - K Ü S t . 139
pen, en dat fomtyds tweehonderd mylen diep in ’t Land: want
UE. moet weeten, dat men hier van de menfchen évenfedani-
ge Marhhoud , als by ons van de heeften.
De geene die eenige tyd op de Kuil geweeft zyn, weten fo
wel als ik, dat men niet wel met de Swarten kan handelen
fonder by wylen goede fommen aen defelve te borgen; op de
Goud-Knft is dat maer dagelyks werk, en het geene op de
eene Marktdag door haar werd geborgt, beraelen zy op de
naeftkömende, en hier ontrent ben ik Wel, dog egter felden
bedrogen, ja felf niet wanneer myn verloflingal van deMaat-
fchappy had, en binnen een week of fes ftondfe vertrekken;
want de Neegers van wien ik te dier tyd geen geringe foin
moefthebben, quamen my op een wynig na, alle betalen; dog
dit en valt juift altoos fo even nietiïyt, en het is ook niet
evenveel door wien, en aen wiên de goederen werden geborgt.
Op de Goud-Kuft fchyndmen het eenigiints verfeekerttekon-
ïlen doen, om dat wy daer de magtin handen hebben om die
quaadwillige met geweld tot de betaling te dwingen; dog hier
aen Fida is ’t fo niet gelêegen; Wy en hebben hiér niets te feg-
gen, en handelen maer met, of by toelating van den Koning,
en egter foud ik de Negers hier liever duyfend, als op de Goud-
Kuft hohdert gulden borgen, en dat eenlyk maer om datfe
hief veel eerlyker, en niet fo bedriegelyk van harten zyn. Ik
heb’er verfcheidemakn preitven van genomen met eenigeduy-
fende, en er my noyt qualyk by bevonden, dog ben ook van
haër op gelyke wyfe bejeegend geworden; want wanneer ik
voor de eerfte mael hier om re handeïe quam , fo had ik een
goed getal Slaven in voorraed , vindende defelve ingekogt
en na boord gefonden, waer opeen vehernent onweer, alhier
Orkaen genaemt, quam te ontftaen, ’t geen my belette om
eenige Koopmanfchappen waer meedede betaling moefl doen
te lemen; en gemerkt het onweer eenige dagen na den ander
duürde, fohad ik befloten ten befte van de Maetfchappy, om
het Schip met Slaven, Koopmanfchappen, en fampt en kraem
te laten Vertrekken, dog toetfte de Negers bevorens hoe zy
fig hier ontrent fouden gedragen, en vond den Koning en
verdere Ryksgrooten wél van fo goede gefteltheyt, dat zy
S 2 myn