
Engelfche
Hoofd-
Comptoir ,
doi> door
denHeerde
Ruyter van
daar verdrc*
ver.
Sonde aan-
fkrilyk genoeg
te ma-
kcnzyn.
Geringheyd
van het
Dorpje hier
onder leggen
de,en de
vofkryk-
heid daar en
tegen, van
Gcoot-Cor-
mantyn.
Nieuwen
opbouw of
aanvang,
van een En-
gellch Fort
aan het
Dorp La'
jou, eynde
van ’ t Fan-
tynfc Land,
Hoe qualyk
lo wel wy
alsdeEn-
gelfche van
de Fantynfc
werden gehandeld.
6a BESCHRYVING VAN DE
met twinrig ftukkéKanon,Get deAftekeningonderN®. io.en x i .
tot Gezaghebber van dit Fort hebben wy hier, gelijk aan Mouree»
een Opperkoopman met een tamelijke Bezetting, jé geen in vorige
tijden lo flerk is geweeft als aan Mourée. Men zou dit Fort
met’cr eenige onkolfen aan te doen mede aanfienlijk genoeg
konnen maken, dog wijl den Handel zulks niet kan vergoeden,
is het raadfamer dat het agterwegen blijft. Het Dorpje dat onder
ons Vort legt, is ib kleyn en armelijk, dat het niet verdiend
om ’er cenig gewag van temaken, dog het Dorp Graot-Cor-
mantijn dat een K. anonfehooi beneden ons Fort opeenhoogen
Berg legt, is (b veel te grooter, en fbo Volkrijk, dat het wel'
groot mag genaamt werden; de Bewoondcrs zijn, buytende
Kooplieden, alleViffchers, wel ten getale van zeven a agt
honderd, enfomtijdswelduyzend. Van hier ftrekt zig het
Fantijnfe Land noch zeven of agt mijlen gaans langs het Strand,
en ziet men’t zelve Strand over al met kleyne Dorpjes bezet,
’ t geen zeer vermakelijk aan’tgefigt is, foo wanneer men er
met een Ganoadigt voor by vaart.
Ten eynde van het Fantijnfe Land hebben de Engelfchen voor
tweejaren nog een Vlagvun haar geplant, en een Fort beginnen
te bouwen , of haar verwagting niet werd voldaan, of
datze met de Negers niet over een konnen komen, altans zy
tragten tegenwoordig om er weder van daan te geraken ; dog
’t zelve is haar tot noch toe door ’t Opperhooft van die Negers
met geweld belet. Hoe het noch zal vergaan, moet den tijd
leeren.
Uy t het vooren verhaalde hebt U E. geilen, wat Plaatzen
de Engelfche en Wy in ’t Fantijnfe Land befitten: byde hebben
wy er evenveel te zeggen, te weten, niets; want als het die
fchelmen maar in den zin komt, zofluytenfe de Paffen toe,
dat’er geen eznig Koopmanuyt het L and met ons kan komen
handelen, en daar mede noch niet vergenoegt, Ihydenfe de
toevoer van alderhande leeftogt af, ’t geen zo lang duurd, tot
dat wy haar weder te vreden hebben gefteld, Wy leggen veelmalen
met haar over hoop ; want in voortijden hebben wy
haar zo voor de hulp, die zy ons in ’t innemen van ’t Fort Am~
fterdam, als anders, hebben toegebragt, boven een goede fom
gereedepenningen, noch ruym drie honderd gulden toegelegt van