
20^ BESCHRYVING VAN DE
vellen r welk van beiden meerder vrugt aan. den gever fal
doen. Wy füllen haarlieden daar liever felfs-voor laten for-
geti) en maar alleen fcggcn, dat defc Juffrouwen het fig vaf-
telyk inbeelden en niet en twyfïelen , of het fal haar in het
andere leven werden vergelden. En hoe meerder Hoeren (y
voor het Gemeen koopen, hoe grootst vergelding fy f o beid*
ven hier namaels te füllen ontfangen.
’t Eynde van deefe Hoeren is, als op de Goud-Kuß, te wee-
ten, arm, en elendig, en nog te meer , om dat fy hier groter
Redenen des
Schryvers
waaromhy
defe Bricf op
een raillante
wijs heeft
opgeflelt, en
verhandelt.
torn moeten uytftaan, daarom ook des te eerder fiek en
hefmet worden, en waar door fy ook nog heel jong fijndein
de /W van Acheron gedompeld enverfmoord werden: fijn de
felden fo gelukkig, datfe tot een redelyken Ouderdom gera-
Nu, heb ik GE. Myn Heer en waerde Griend, lang en
breed onderhouden, wegens het 'Trouwen der Negers, en alles
opgedift en voorgefet wat de Winkel van Venus alhier uyt-
levert. Ik foude my fonderling bedrogen vinden, byaldien
U /'. myn maniere van, fchryven, doorgaans in- defen ge-
bruykt, quam te laken. Want by aldien ik maar de alder-
minlte bewuftheyd hadde gehad, dat GE. tegenwoordigmet
de oude flyve deftigheid waard befet, fijt verfeekert, dat ik
my iel ven verwrongen, en als geweld fou aangedaan hebben,
om het op een fedigcr manier te hebben mogen behandelen.
• u8 “a n “ y niet verbeelden, dat UE. foo fchielyk van
imborft foud verandert fijn, dieshalven aanmerkendede&ofi
welke in fig felven fotfig, en geheel dierlyk is, en daar nevens
my voorftellende, van wat drift UE. voormaals fiit
gedreeven geweeft, namentlyk, dat UE. en ik, veel liever
van die faken op een Raillantewi\s> hebben willen redeneren,
als er ons eenigfints mede te befoedelen, het felve voor de
Sluypers, (waar van het fpreekwoord fegt, fiille waten hebben
dtepe gronden,) overlatende. Dit is dan de reden, dat ik het
op gefeide Leeft fchoeyende, foodanig heb verhandeld,als
het UEr. en my voor defen heeft können vermaken. Dies
ik ook in antwoord defes UE. fijn toeftemming en goed keuring,
hier op te gemoet fal fien, aan het welke ik fo weinig
GUINESE GOUD-KUST. 205
twyffel fla, als UE. behoeft te doen, van fig te verfekeren,
dat ik nooit gehrekig fal bevonden werden, om van gant-
fcher harten te fijn, &c.
Eynde van den twaelfden Brief.
P. SI In de voorreeden van dit Boek, en het Hot van defen
twaelfden Brief is wel te fien , als dat het my niet vreemd
te vooren fou komen, al quam den inhoud van dien aan
eenige wat aanftootelyk te vooren, het is even ook fo uyt-
gevallen; maar aan wat voor flag van menfehen dog , van
de geen die wijdborftig en openhartig in de weereld leeven,
en Tonder ergernis te geeven een ieder faak met 2yn eygen
naam noemen, geenfinds: maer van fodanige femelkouflen
waar over den Ridder Montagnete zynen tyde al heeft ge-
klaagt, dewelke of in een eenvoudige onnofelheyt, of ver-
foeyelyke fcheinheiligheyt fteeken , en die. geftadig in den
mond hebben, dat’er van ieder ydel. woord ’t geen der gc-
fprooken werd, rekenfehap fal moeten gegeven worden; dog
ik en: fou haer nog niet eens willen toeftaen , dat hier een
ydel woord in te vinden was; daar meen ik hebben wy forg
voor gedragen; dog dat overgeflagen, de eerfte kan ik het
toe geeven, als die het feggen in haar onnofelheid, en uyt
een goede meening, nog niet eens weetende wat vryheyt
ons, om van fodanige dingen te fpreeken toekomt, want
mogenfe niet genoemt worden , wat doenfe dan met een
naam, en hoe komenfc aan defelve, waarlijk in den beginne
is het alfb'niet geweeft, maar toen mochtmenonbevreeft
en openhartig van alles fpreeken, fonder vreefe van kuyffe
ooren, fomen nufegt, te quetfen; en het is-niet anders als
voor een ingefloope misbruyk te agten dat men jegenwoor-
dig onderfcheid in het een of ander te fpreeken maekt, wel
is ’t waar, dat men fig fo veel doenlykis moet voegen na Y
algemeen gebruyk, en dat een ieder fig vooronfinnig te fijn
moet wagten, dog hier mede geloof ik niet datwe befchul-
digt (uilen worden, maar laten dieScheinheylige beeften,
dat haar een naam na verdiende geef, welke het werk wel,
C c 3 maer