
Vegten dapper
onder
malkander,
fonder hun
Overheid
felfs te ont-
lïcn.
*92 e e s c h r y v i n g
nenfe voor Brandewyn verkoopen, en eerfe er uitlcheyderu
opfuypen, ja felfs fomtyds wel eerfe eens van boord afgaen.
Indien het nu gebeurd, dat den eenen een mondje vól meer
krygt als den anderen, en datfe bet hoi halft huis hebben , fo
gaet het dapper op-een vegten onder en door malkander , fon-
der den Prins, Priefter of Koning te ontfien ; want die in fo
een geval meededapper de handen roeren, om namaels niet
befchuldigt te werden, datfe maer ledige aenfehouwers waren
geweeft. Deele Kampioenen fitten den ander fo dapper in het
hair, dat hun Hoeden, ‘Paruiken, Rokken, en alles watfeaen
hebben, “van’t gat overboord raekt.
U E. denkt miflehien hoe, dragen deefe arme Duyvelsmede
Hoeden , 'P «ruiken, enz.ï wel te weeten,doch opeen dm-
velfche, dat is tefeggen, feldfame leelyke wys. Oude Pa-
ruiken was alhier voor deefen een grooten handel, welte ver-
fiaen voor Jan Maet. Hier kondenfe alles watfe begeerden
voor inruilen, als IVajch, Honig, Papegaeijen, Apen, en alderhande
Syn, fchoon
grootelief-
hebbers van
den Brande-
wyn > echter
op defelve
niet keurig.
Syn heel on-
gemakkelyk
om mede te
Handelen.
ververjjing. ,
Doch zederd een jaer of vier hebben fig fo veel Kooplieden
in deefen handel opgedaen, dat Matroosje wel bynafoufwee-
ren, dat’er geen usin(l meer op en is, fchoonfe hem meteen
penning komen te kollen, maer fevan deefe engeene voor niet
k Beft van dit volkje is, dat, hoegrooteliefhebbersfy ook
van de Brandewyn moogen zyn, fy doch op defelve niet vies,
noch keurlyk vallen; want ik heb het bygewoond , dat y-
mand van ons haer 'Brandewyn- deed geven, die meer als de
helft met water was verlengd; en otn’cr een proef op te doen
Icoomen, feide men my , dat’er een weinig Spaenjebe Seep °p
gedaen was, en fo fagen deefe Negers ’t fchuim van de Step
voor de proef aen. Sy preefen deefe Brandewyn hemels hoog,
als deugdelyk en goed, en fouden ’er fig gaerne tegens een
quaden tyd van voorfien hebben.
Ik was gefind, wanneer ik hier in deAixwquam,om voor
de yiaetfchappy eenige landen en IVafch in te handelen, a o
ik tot dien einde verfcheide Goederen had meede gebragt,
maer ik bevond het fulke moejelyke Draken te zyn, dat ik f
V A N D E S L A V E - K U 3 T, m
myn geduld niet kon vergen, eenige koop met haer te maken
j en vermits’er noch een Schip van onfe Klaetfchappy was,
en die te gelyk ook laft had om te Handelen , fo gaf ik hem
’ het geheellyk over; wel blyde fynde, dat ik’er my fo goed
koop van kon ontdaan. En te meer quamen my deefe men-
fchenvreemt voor, om dat ik gewent was, aen Fida met fulke
beleefde Negers om te gaen , en waer dat den handel hon-
dertmael meer als hier bedroeg; want om maer eene Tand'm
te koopen , konnenfe yman’d iomtyds een geheelen dag ophouden.
Gaen vyf of fes malen weg, en keeren t’eikens wederom,
loven en bieden even als op de Mfchmarkt, en koo-
men tot geen befluit.
Hoe groote liefhebbers datfe ook van de Brandewyn moo- Sullen,
gen zyn, fo fullenfe doch, als men hier eerft komt, enhaerfchoon .
defelve aanbied, niet drinken, voor datfe bevoorens een f ^‘^ 5 ™
eering hebben gehad ; en byaldien men met het felve wat-te de Brande-"
lang wagt, fo dervenfe wel op een trotfe wys vragen : O/'uy wyn>nict
ons inbeelden, datfe voor niemendal fouden drinken ? Syndehetdit f r ^ ln^cn>
verbruide kanaelje niet genoeg, datfe onfen drank uitfuipen, hae^eerfteen
maer willen boven dien daer voor noch beloond weefen , e- Yweeting
ven of ons groote eer door het felve gefchiede ; en de geen, §e" c'
die alhier begeerd te handelen , moet haer daer in opvolgen,
of hy kreeg niet eenen Kand aen boord; dies is het ten hoog-
flen noodfakelyk, dat een Koopman, hier fullende handelen,
fig bevoorens wel ter dèegen wapend, te weeten met de wapenen
van geduld, of Jobs lydfaemheid, anders fie ik’er voor
hem geen doorkoomen aen.
Ik kreeg , wanneer ik den handel had overgegeeven , een
vreemde troup Negers aen boord, die ik eerft wilde befchenken,
en dan met haer goed na ons ander Schip laten brengen ; doch
neen, deefe Signoors begeerden ’tniet, voor en al eer ik haer
een Gefchenk had gedaen, waer toe ik meede geen lufthad, en
derhalven gingenfe flappen.; doch buiten de kajuit gekoomen
fynde, verftondenfe dat ik niet en handelde-, bloemerharten
oe quamenfe te viervoet wederom , om myn gedane aen-
bieding met meerder gewilligheid te aenvaerden. Aber,
lch antwortc , es kumt mir jetz auch nicht geleegen ; en
B b fo