
ijö B E S C H R * V I N G
mentlvk dat fy levendig wierden'opgefneeden , t ingewand
uit hun lyf gehaeld en verbrand ; vervolgens dedoode Romp*,
met * « t gevuld fynde, op een flaek midden op de Markt ge-
fteld; waer dat ik defelve op myn eerfte komft ook noch heb
Sware ftraf 86y " or ^ jareI1 een Weger, die met. een van V KoningsWy-
pravaneen •ven had de te doen gehad , betrapt fynde , wierd met het
WyFdesKo- j/-roumenf ch na de (jerigtplaèts ’t geen op t epen veld was > gerings
voerd, en aldaer ten doel gefield van veele Grooten, die op
hem hun gewisheid,in ’t werpen met de Affagai,wilden toonen;
waer door deefe ellendige afgryffelyk wierd gemarteld. Mier
na wierd hy , in tegenwoordigheid van het Vrouwmenjch, beroofd
van dat Lid, waer meede hy voornamentlyk hadgefon-
digd; en na ’tfelve in ’t vier geworpen te hebben, wierdeniy
beide in een diepe kuil gefet, doch banden en voeten bevorens
wel gebonden. Met eenen haddenfe een groote Pot met kooiend
water op het vier ftaen, 't geen fy’er met| Calabajfenmt-
fchepten , en daer meede beide deefe Gelieven begoo^n , tot
dat de Pot ontrent ten halven uitwas, wanneerfe defelvemet
al het waterbosen op deef'e menfhen wierpen, en vervolgens
de kuil met aerde toedolfden. I „
ïsïtfch ease Twee jaren daer na wierd weeder een Mansperjoonoetrapt,
«ver g,elykea.ie, noch jong fynde, fig-in V KomngsWoomngm Wyveklee-
deren had laten opflniten, en in die tyd verfcheide. Vróuwen
des Konings vermaek aengedacndoch cindelyk , vreefende
dat'de bakens mogten uitbreeken, namenfe een befluit om te
vlugten; en-niet vergenoegt met den Kontng in fyn £ér« hebben
verkort, meendenfe ook een goed gedeelte fyner Goederen
mee te pakken, waervanfe, in een ander ZWkoomen-
' de, fouden mogen beftaen; doch onder het pakkemvan dit
goed wierdenfe betrapt; macr echter geen meerals -de Neger
■ en een Vrouwmenfch; en wat pyne men den eerften ook mog
-aendoen, fo en wilde hy’er geen meer beklappen ; dies het
oordeel over hem ging om verbrand te worden , -nevens het
J^reuwmenfch. r ,• mÈÈ,
Wanneer hy nu fag dat 's Konings Wyven fo yverigwaren,
om hout aen te brengen, ’t geen tot fynkaftyding fou dienen .
V AN DE S L A V E-K U S T. i 3i
Jcon hy fig van lagchen niet onthouden; alsof hy feggenwii-
de, datfe nu fo gedienftig waren, om de flof tot fyn ftraf aen
te brengen, daerfe doch fo meenigen vermakelyke nagt met
hem hadden doorgebragt. Dit en gaf hy door fyn grimlag-
.chen alleen niet te kennen, maer feide het ook opentlyk uit,
fonder echter de fchuldige te willen openbaren; waerom’er ook
geen meer als deefe twee wierden geftraft, welke malkander in
leven en dood verfelden.
Uit ’t voorfeide kan UE. ligtelyk bemerken dat den Ko-
ning degeene, die bembeleedigd, feerwel weettevinden;doch
om andere Regt te doen hebben, valt hy wat doof.
De overige mij daden, die de Swarten koomen te begaen , „;fj°ajenge
werden meeftmet een geldboete afgemaekt, ’t geen den Koning, met geld af-
fonder dat by’er fijn Kapiteins by roept, na fig neemt., uit- gemaekt.
gefonderd eene fyner Gmftelingen, met name Kapitein K ar-
ter, die men met goed Regt de Ziel des "Konings mag noemen ,
alfoo hy fonder den ftlven niet het alderminfte wil verrigten,
Desfelven bediening was te mynen tyd Kapitein weegens de
Europianen te zyn; of, fo men hier fegt, Kapitein Blankt]om
dat hem de toefigt over defelve , en den Handel was toevertrouwd.
Indien ymand hier te Land met deefe of geenemifdaedwerd Eed van f«i-
befchuldisd, en ’t felve niet klaer genoeg kan beweefen wer- ^?nnS •
den, io moet h y , als hy het Feit ontkent, figlelven metEe- gelegt.
den fuiveren, door het nuttigen van Juramenten, of Fetiche,
even als op de Goud-Kufii of anders, en ’t geen hier welfo
gemeen is, fig na een Rivier, niet verre van ’s Konings Hof,
laten brengen, w elke Rivier deefe eigenfehap werd toegefchree-
ven; als dat fy de geene, welke in haer werden geworpen,en
(chuldig zyn, aenftonds ha de grond trekt, en doet verfuipen;.0okj
(geheel ftrydig met de proef, waer meede fommige dol ge- feekereRi-
noeg geweeft zyn, om fulks ontrent gewaende Tover ejfen te ge- vier; en hoe
bruiken) doch den ontfchuldigen komter ongefchonden weeder uit; *u'ks t0°*
mits beding nochtans, dat hy fyn leven door fwemmen moet ^act'
behouden, en fig redden; en wylfe meeft alle daer wonder
vaerdig in zyn, fo en heb ik noch noit gehoord, dat deefe
Rivier ymand voor fchuldig heeft verklaerd; want alle koo-
R a men