
52 B E S C H R Y V I N G V A N D E
ren heeft fitten. Vermoedelyk hebben defelve gediend, om hem
daer meede op te rigten, en fyn gang of kruipen des te fpoedi-
ger voort te fetten. Syn kop is byna als die van een Snoek, en
even ook met fodanige rye tanden.
Noch een De Slang , welke de Prent M . 26. vertoond, is ontrent 17/
ander aert voeten lang-, de dikte als eens menfchen arm-, gevlamd metfwarte,
siT“ “ bruine, geele en witteftreepen, heel aerdtg door den ander.
i . YSeldfaemfte van óitbeeft, is fyn kop , welke fonderling
breed en plat is. Geen fchade doed deivfelven aen menfchen noch
heeften, als eenlyk dooreen heel klein koorentje, of liever tand,
welke als verkeerd va *t boven kakebeen door de neus heenfieekt,
’t welk wit, hard, en fo fcharp als een Els is: en wyl de Negers
met bloote voetengaen, fo koomenfe by wylen des nagts heel
onvoorftens in ’t felve tz trappen-, 't geen, volgenshaer feggen ,
veelmalen gebeurd, om dat deefe Slang, als hy ergens eenaes
krygt, fig fo vol oppropt, dathy daer door ialler plaetfein fo
een vaftertflaep geraekt, dat men hem metgeeniggeraes kan wakker
maken; derhalven hy ook heel ligt is te vangen en te doo-
den.
Schorpioen. Nevens de Slang werd UE. onder No. 27. ook aengewee-
fen een groote Schorpioen, tot verklaring van welken ik het al-
derminfte te feggen heb, alfo hy onverbeeterlykis uitgeteekend,
ook na levensgrootte j doch ik heb er hier te Land gefien als
kleine Kreeften, en met even fodanige tengels en fcharen: fyn-
de over hetgeheele lyf met heel lang hair bewaflen.
Wat fchade deefe heeften aen de menfchen toebrengen, is aen
weinige onbekend. Sommige hebben agter de ftaert eenklaesje
fitten-, als een halve lid van een vinger, het geene vol gift is,
en datfe, alsfe een merifch of beeft geftooken hebben, uitfchïeten,
waer door den felven noodfakelyk moet ft erven.
Deefe, welke in de Prent verbeeldftaet, had eenblaesje,va.n
■ grootte als een witte Errit, en meede vol gift.
Dnifeo3bee- De Schorpioenen behooren, myns agtens, gereekend te wor-
neninoyer- den onder de gekorve Diertjes: van ’s gelyken ook de volgende,
v^oe“‘ te weeten de Duifendbeenen, en van de Portugeefen Centepees of
Honderdbeenen genaemd. Defelve fyn hier grouwfaem veel, en
hoewel desfelfs fteek metfoo een gtootengevaer niet is vermengd, als
G U I N E S E G O U D -K U S T. 53
kis de Schorpioenen, fo en laetfe doch niet na een groeien
digefmert te veroorfaken, welke ontrent drie a vier neren cluerd,
waer na hgt, fonder eenige fchade achter te laten, weederiw-
dwynd.
Geen plaets in onfe Forten is van dit 'goed bevryd: de langfte
fyn van een Jpan; haer lyf is plat, en ros van verwe, gekorven
als andere Wormen; hebben twee kleine koorentjes , o f liever tengels,
waer meede fy befchadigen. De voeten of pooten dd&en aen
weerfyden van het lyf, ten getale van dertig oï veertig; dit w eet
ik jufft fo nauw niet.
Als ik van al het gekorve wilde fpreeken, en yder van de- Vcelderhan-
felve na haer aert te befchryven: als van de Honingbyen,Kriek-
jes, Keevers, Sprinkhanen, van meer dan twintigderhandeflag, Beesjes.
Wormen, Mieren, F arren, en diergelyke meer , ft of Óm twee
boeken papier te vullen, en foumy nietontbreeken, maerwelde
vereifte kennis.
Den grooten 'Natuerkenner, de Heer van Leeuwenhoek, wen-
fte ik dat dufdanige geleegentheidkon hebben; ik geloof SynEd.
hier meerder vreemdigheeden fou ontmoeten als in de geheele
weereld. Ik fende UE. tot een ftaeltye een doos vol hier, nevens,
waer in UE. meerder als konderdderlei fult fien, en yder om het
feldfaemft. Voldoet daer meede UE. begeerte, en fyt tevree-
den met het geene ik van twee keesjes , die UE. onder de ge-
feide niet hebt, fal feggen, eerftélyk de Honingbyen.
Veele menfchen fyn ten vollen kundig van de voortrejfelykheid, Honing,
des Guineefen Honings. Rio de Gabon, Cabolopez., en verder in byen.
de Bogt van Guinè, geeft defelve fo overvloedig, nevens de
Wdfch, dat het om te verwonderen is. Hier op de Kaïft heeft
merifie ook, doch maer weinig.
De Mieren wélke vy anders van menfchen en heeften fyn, mag Mieren ko-
ik, overmits der felver féldfiemheid , niet voorby gaen, om-men
er eenigfints wydloopig xan te fpreeken.
Deefe keesjes maken in het Land en op de Bergen > Huyfen.
ter hoogte van twee mans lengte, alle van door haer opgeworpen
aerde, mitsgaders in hoogeboomen, {onderlingegrootnef-
ten. Uit ge feide plaetfen koomenfe fomwylen met fo een ver-
vaerlyke meenigte tot in de Forten, datfe ons niet weinigmalen
G 3 by