
I 8 B E S C H R Y V I N G V A K D E
Synop vet- Het vleejch van de fo genaemde Schapen heeft met dat der
re m fo goed Europifche niet de alderminfte overeenkomft, als fymie dit ganfeh
fmaek'als de ^6r ’ Meshal ven f*'l iemand, die een weinig op fyn mondgefet
fcuropifchc. is, feer felden van het felve eeten; en de gemeens Man, welke
in de fmaek fo een grooten onderfcheid niet maken, moeten
het, om dat het haer beurs niet lyden wil , ook laten ftaen :
want hoe flsgt deefe Beeft,en ook mogen fyn, fomoet men doch
Hare prys. voor eene der fel ver fes,/even en acht Ryksdaelders betalen.
Hoedanig de Indien ymand echter luft tot Schap envleejch heeft, fo kan
Schapen hy doch wel maken-, dat hy het felve redelyk goed krygt, ver-
maken zyn. -nuts dat fo een de jonge Rammen ot Bokjens by tyds laet Jny-
■ den, en -iefelve dan metgerooft Room voed, en groot maekt:
want fchoon het dan tegens ’t Europifch noch niet op en mag,
fo laet het fig doch echter van de Liefhebbers met fmaek eeten.
Geiten wer- ' Geiten heeft men hier te Land meede overvloedig en veel e-
denvanfom- ven als by ons in Europa, behalve datfe, als al de Beeften, by
miSc dande Ultnementheid klein vallen^ defelve fyn veel vetter en v leef geruis
Schapen.11 -de Schapen , en derhalven houden’er fommige menfehen ook
ongelykmeer van; voornamentlyk de Bokjes-, die, jong fynde,
gefneeden worden; welke binnen weinig tyds j'onderling vet en
Hare prys. doorgroeid zyn. Voor een volwajfe Geit betaeld men hier vier,
en fomtyds ook meer Ryksdaelders.
Wat de Ne- ^ moet UE. hier een klugtige flelling en geloof van de 7fe-
cers van de-gers verhalen; die voorgeeven, en ook nochgelooven-, datin
felve verha-den beginne des weerelds hier een feekere Godin, was, die voor
*ea een gewoonte had, Om fig met welriekende Salf en Oly te befmeeren,
’t geen de mannetjes van de Geiten gewaer wierden , by
gefeide Godin fyn gdgaen; en van defelve begeerde, datfe haar
aengaende meede met die Salf en O/y wilde béfmeeren, ’t geen gefeide Go-
de itank die din haer fcheen in te willigen , dog in plaets van de Bus met
; fM ÏÏr welriekende Snifte neemen, kreegfe voordagtelyk een, daerge-
° * ’ heel flinkendgoed in was, en befmeerdde met het felve der Geiten
hghamen: en hier vandaen foudedc Bokkenttw huidigendage
Aict groot efl ank hebben over behouden. De Bokken waren met
dees falving, als meenende dat het de regte was, wonder wel
in haer fchik: en wyl hare nakoomelingen in defelfde waen iyn
; gebleeven, fo fynfc ook nog fojorgvuldig, om fig, als ’t re-
G U I N E S E G O U D - K U S T . i<?
gent, ergens onder een drz&tebegeeven ,< uit vrees, dat de regen
of nattigheid, haer lekkere reuk mogt weg nemen. Wat feg- 1e, Amice, is dit niet foet, en foude UE. nu nog derven te-
genfpreeken, dat de beeften voor defen geen fpraek hebben gehad,
na fo een vaften bewysxan ’t tegendeel te hebben gehoord.
i , r i j
Nu van de Paerdew. denkt niet dat UE. onder deielve de Paerdcn.
weerga van Sejanuspaerd fult ontmoeten , nog ook felfs dat van
Alexander; het ongeluk van ’t eerfte fyn de geene die deefe be- _
ryden niet onderheevig, nog de moedigheid van t laetfie hebben-
fe’er niet van te verwagten: wy mogenfe gevoeglyker met de
Noordfche Paerdjens in gelykheid Hellen ; te weten van grootte ,
dog in fraijigheid van Leeft foudenfe by defelve niet mogen halen.
Op het Strand heeft men’er geen, dog Landwaerds m,m
de vooren genoemde Landfchappen, feer veel , en overvloedig,
dog gantfeh niet fraei, maer t’eenemael oncierlyk: gely-Syn klein, en
kende den hals en kop (welke fy altoos na beneeden dragen)
wonderlyk wel na dat van een Efel; haer gang is ook verveelen- l P
de, om dat fy niet voort willen, ten fy men haar tot het felve ge-
ftadig met ftokftagen aenpord, want fonder dat foudenfe het
feer gemakkelyk en foetjens opneemen. So laeg van poftuer fyn-
fe, dat fo wanneer een langperjoon, op de felve fit, en fyn
beenen na de aerde ftrekt, maer pas degrond mis raekt : anders
heb ik van deefe Beeften niet te verhalen.
Efels heeft men in ’t Land meede genoeg: defelve. fyn eenig- Efels.in haer
ftnts hooger als de Paerden , en na haer aert ongelyk fraeijer. Lil
Wy hebben’er voortyds drie a vier aen ’t Strand gehad, dog j e paerden.
fy leefden niet lang, by gebrek, meen ik, van goed eeten. Ik
weet niet, dat de Negers defelve houden om Laftentz dragen;
maer datfe maer enkelyk dienen, om’er op te ryden; waer toe-
fe ook fo goed fyn als de hierlandfche ‘Paerden.
Varkens ontbreeken hier te Land ook gantfehelyk niet,dog
de geene, die door de Negers opgevoed worden, fyn van geen
deugd, en t’eenemael los van vleefeb, ookfiegt van [pek; maer
die wy felfs meften , konnen nog eenigfints voor goed door gaen;
dog komen op verrena in geen gelykheid metdievanFzW<3>weh-
kcin fmaek £n hardigheidvan [pek,niet alleen voor fo goed als de
C 2 Eu