
194 B E S C H U T V I N G V A N D E
nog al foler bykomen; dog hier van wil ik de Aqumboefen
Honing- en na de roep gact, die van Acron , uytfonderen ,
welke met hun beide meer Goud en Goed befitten, als al de
anderen te famen.
dcftuf'ovet, Niet tegenftaende dsftraf, wegens Overfpel, fo als V E.
hetOvcrfpel hebt gehoord, te Landw'aerds foo wel over de Vrouwzls Man
is, dog fo en gaat, foo en Iatèn de meefte Wyven ’t dog niet, om ‘er fia
WvvSrt aan te befondigen; en’tfelve isookfooeengrooten wonder
nietnïom niet’ want bekend lijnde dat fy veel hitfiger vallen als de
hetfelve ge- Mannen, en dat fy fig met hun tien of twintigen moeten befiadigte
, lyden, welke veelmaalen te fwak is om een uyt haergenoeg
plegen te doen; fop en fynfe nergens anders op uyt, als hoefe iemand
tot hun wil lullen krygen, en fommige van haer fou-
-dendiever de dood ondergaan , alsdat foet ontbeeren. Dog
overmits de Manlieden aldaer, overdenkende de fwarc Jlraf
die er tóeftaat, fo ligt tot het lèlve niet te bewegen fijn,
fo gebruykenfe andere liften öm defelve daer toealste dwingen,
neemende de Jongmans waer, alsfealleenfijri, enhaer
Kleed van het /^/werpende, vallen fy defelve op het Lyf, en
fweeren, foo by aldien hy haar niet te wille begeerd te fijn,
datfe hem by haar Man fal gaen aankiagen ,■ dat hy haar
tot onkuysheid heeft aangefogt. En fchoou ddejongman foo
huys mogt fijn, als Jofepb ge weeft is, ’t en fou hem niet mogen
baten, warit fo het maar openbaer wierd dat hy een
Vrouwmens in gefeyde ftaat had gehad, foo fou ’t met hem
gedaan fyn; en ,’t fou hem gantïehelyk niet verfchoonen,
dat hy tot fijn 'Verantwoording (ou willen inbrengen, als dat
■ fy tegens fijn dank by hem gekoómen was, men fou niet
bem, maer het Wyf geloeven. En hoedanig de haatvan dus-
danigen Wyf is , hééft de wee rel d bhs met veel voorbeelden
geleerd, tot hoe verre haare woede fomtyds is uyt-
•gebarften.
Andere wederom merkende Plaats af, waar dat degeen,
op wien zy hun onkuys oog hebben laten vallen, gewoon is te
flapen, als wanneer zy zig Toetjes by hem ter neder komen
^e3Sen ’ fönder dathy het gewaer werd , en hem na eenige
ï jd opwekkende,porren fy den felven aan, om haar luftte
boe-
G U IN E S E G O U D - K U S T . 195
boeten , en by foute van dienhem verzekeren van fodani-
gen gerugt te fullen maken, dat hy met‘er haaft by haar betrapt
fal werden, ‘t geen fijn feekere dood fou fijn. Vervolgens
om hem aan te moedigen, fegtfe, aldaer (onder iemands
weten gekomen te fijn, en datfe het dienvolgcnde
fonder kennis van haer Man , of iemand anders konnen klaren.
Defe Jongman aldus overvallen, is,-iwil hy van haar
ontflagen weefen , genoodfaekt haar begeerte op te volgen.
Is ‘t nu faak, dat het geheim blyfe, foojpeelen fy dat i a nsjr
wel meer tot dat de bakens eyndelyk uytbreeken, en z,y-lieden.
loon na werken komen te ontfangen. De Mans welke op
defe wijs aan hun eynde komen, zyn waerlijk te beklagen ,
en de Wyven zijn van ’s gelyken mededogens waardig : want
defelve fo wel van 'vlees en bloed, fijn als. de Mannen, en de
fwakheden immers foo feer onderworpen, ajs defelve, foo,
moetenfe fig (eekerlyk beklagen, dat de Mans io veel voor-
reet boven haar hebben. Kamk [ģ. te r.sgt, Myn Heer, fo
geloof ik , by aldien het aan ons ftont, dat wy hier in foo
goeden, entegejyk ook e^rlyken voorfiening fouden doen,
Vfaer mededefearme Schepfels reden foudemogen hebben , om
fig ten vollen vergenoegt te houden. n
‘t ls een vafte, en onwederfprekelyle Regel, dat waar Ja,
loufy of M'mnenyd is , daar is met eenen ook liefde-, defe bei- Minnen niet
de Hertstogten zyn zoo raft aan eenverknogt, datfe, fehoon tebeftraffen,
van een flrydige werking, ■ egter maar eénefaak fchynen uit
te maken. Dog hoe Minyverig de Swartinnen ook ontrent Hoererjae1
hun Mannen zyn, fo hebbenfe dog niets te feggen , fchoon bnytengaet,
den félven fijn vermaek met andereVrouwlieden gaat nemen,
■ en zy daar door gebrek komen-te lyden; fy moetender hem
mtt foetigbeyd fien af te krygen , enZóódanig tragten te lief-
koftn, dat hy andere omhelfingen varen:laat, en het maar
^alleen met haar, houd: want om‘er den Mm qualijk over te
bejegenen: ftaat behalven fijnvoornaemfteiAowtu,. aan niemand
vry. Defe derft het fig bywylen onderwinden, om‘er
hem dapper over te heekelen, en tedreygen, alshylo voort
wil, Jiem te fullen verlaten; dog dit móet mede al gefchie-
Bb 2 den-,