
I<S8 B E S C H R Y V I N G
vermits fy ons dagelyks, voornamentlyk by /lerke Somefchyn
(even of fy , als Schepfélen der duiflernis, dat heldere ligt niet
konden verdragen) met vyf o f fes te gelyk koomen befoeken;
kruipende op Stoelen, Banken, Tafels, ja felfs op onfe 'Bedden,
en houden ons in den-flaep gefelfchap; en indienfe onder
de Bedden op een goede plaets konnen koomen, en onfe
Bediendens wat te lui zyn, het Beddegoed óm te halen, fo konnen
fy’er wel een dag of agt huis houden, ja felfs, gelyk gebeurd
is, daer ter plaets hare Jongen werpen.
Hoemenfe Wanneer menfe dus door het huis gewaer werd , en men
quydkan njet langer begeerd te dulden, fo heeft men maer ymand
wor en. van (jjj, y_,and te roepen, de welke fyn God foetjes opbeurd »
en buitens huis brengt. Maer fofe in de Balken van de Hui-
fen, (vermits defelve maer van eene verdieping zyn) of elders
anders op een verheevene plaets fitten, fo moet men al heel
veel op het gemoed der Negers vermoogen, eer fyfe daer van
daen fullen halen; en derhalven ismen genoodfaekthaerdaer
te laten fitten, tot’er tyd fy van felfs koomen te vertrekken.
’t Is my eens gebeurd, dat een S/<iK,gfig boven myn Tafel>
waer aen ik dagelyks moeft fpyfigen, quam te fetten, en er
ontrent veertien dagen ftal hield; en fchoon ik, opftaende ,
hem gemakkelyk kon bereiken, fo was’er doch niet eenen Duivel,
die hem van daer wilde neemen ; doch dit wierdmy naderhand
rykelyk beloond.
Den Schry- Wanneer ik opfeekere tyd eenige Groot en van Fida aen myn
VCr nrygK- 7af el onthaelde, quamen wy van de Slangen te fpreeken; en
ni"g voor ° rayn ° °g vaHende op den Quant die boven ons hoofd fat ,
het verdagt feide ik : Dat ik van gedachten was, vermits den f elven in veer-
eeten van tien dagen tyds niets ter weereld had gepeufeld, dat hy eindelyk van
eoed^beta konger foude moeten vergaen, indien hy by tydsjyn [pillen niet quam
ling. " te pakken? Doch eene van ge feide Grooten, en het geeneook
door de overige wierd beveiligd, voerde my te gemoed:Drff
hy verjeekerdwas, dat den Slang, fchoon ikfulks niet gewaer wierd,
fijn deel wel uit de fchotelen wijl te kfygen ? Dit feggen hield ik in
goeder geheugenis; want als ik daegs daer aen by den Korting
quam, verhaelde ik hem in ’t by fy n van die felve Grooten: Dat
een van fyn Goden fo vrypoflig was gewe'e(t, en ongenoodigd de tyd
van
V A N D E S L A V E - K U S T . | § ^
van veertien dagen aen myn Tafel had koomen fpyfigen. Dat het
derhalven ook niet meer dan billyk was, dat men my daer voor be-
taelde; of anders fou ik genoodfaekt z.yn, deefen fiouten Gaf te doen
verhuifen ? Den K oning, die in diergelyke geuren groot behagen
fchepte, feide hier op: lk fou den Slang maer laten fitten,
want hy fou forg dragen, omfo wel den Slang als my van genoeg-
faem voorraed te verforgen ? En in waerheid , ik was niet lang
in myn Wooning geweeft, of my wierd van weegen den Ko-
ning een braven vetten Os gebragt, tot voldoening van het
geene den Slang by my had verteerd.
Ik foude op fo een manier alle de Goden van dat Land wel
de koft hebben willen geeven; en ik denke, dat ik’er ook niet
veel by fou ingefchooten hebben.
Het beft van allen is , dat deefe Afgodifche Slangen de men- Deefe Afgo-
fchen geen leed en doen; want fchoon men by ongeluk in den difche sian-
donker op haer treed, en van defelve gefiooken werd, fo is’er §en ^°rn"e"
doch geen quaed ter weereld meede vermengd, ja felfs niet nfeTbefeha-
meerder als defieek van een Duifendbeen. Daerenboven fou- digen.
den ons de Neg?™ noch gaerne willen doen gelooven, dat het
goed is van deefe S langen gebeeten of gefiooken te werden, al-
fo men naderhand daer door teegens het fleeken van een giftige
Slang verfeekerd en bewaerd fou zyn ; doch hier ontrent
ben ik al wat ongeloovig, en fou het op haer [eggen niet gaerne
laten aenkoomen, en wel te meer , als ik in het vervolg heb
b^mer^t ’ ^at deefe Goden tegens de Duivels , te weeten de
giftige Slangen, niet beftandig en zyn; veel min foudenfyons
voor der felver beet konnen bewaren.
Wy hebben hier fomtyds vermakelyke kampen tuffchen de £amPen det
Afgodifche en giftige Slangen ; (die in dit W meede niet en f e gAf
ontbreeken) en dit Plutshairen komt, fo ik geloof, by, omdat godifche
^giftige Slangen, fiende dat men de andere fo veel eer aen-slanScn-
doet, daer door nydig op defelve worden; want fy meenen
aat haer die Eer fo wel toekomt als de andere, endiesteeer-
® n©i*h iets hebben, te wekten vergift, waer mee-
c® ln tyd van nood konnen befehermen, en waer van de
andere onvoorfien zyn.
Dede reedenkaveling en overdenking by fig felven, moet UE.
Y wee