
merkwaardig van gedaante; hij komt voort van een grond-
fluk in den vorm van een hoefijzer, aan welks randen
de armen gehecht zijn. Deze zijn van boven een weinig
buitenwaarts omgebogen, waardoor hij de gedaante
verkrijgt van eene tafelbel. Het dier kan dezelve links
en regts omdraaijen niet alleen, maar die ook ten eene-
maal intrekken. De armen ten getale van meer dan zestig
, ftaan digt nevens elkander, in het midden van der-
zelver grondfiuk, is eene opening, welke het dier tot
mond verflrekt. Zij hechten zich door een voetRuk van
gelijke zelfftandigheid 'als het lijf der polypen, aan een
brokje hout, of eenig ander voorwerp , en zijn ook
daardoor van de even voorgaande foort onderfchèiden.
Woonpl. In onze binnenlandfche zoete wateren , in
de vijvers van Zorgvliet bij den Haag, enz.
Voedf. Kleine waterinfecten, van welke zij er veel
verteeren, trekkende dezelve door middel van hunne
armen als in eenen maalfiroom, en zoo verder in den
mond.
Voortt. Deze gefchiedt bij uitbotting, zoowel als door
eijeren. In het eerffce geval bemerkt men aan de oppervlakte
van het celletje van eenen volkomen polyp een
klein knopje, uit hetwelk vervolgens het lijf en daarna
de pluim voortkomt, die beide allengs in wasdom toenemen.
Eindelijk verdeelt zich de gemeenfchappelijke tak,
in deelen van meer of minder polypen. In het andere
geval heeft de Hr. d e r e a u m u r waargenomen, dat deze
polypen ook bruine platachtige eijeren voortbrengen, uit
welke de jongen voortkomen, zie zijnz Memoires pour
servir a l'Hist. des lm. T . 6, pref ace p. 76.
Eigen-
Eigenfch. Hunne voortgaande beweging gefchiedt zeer
langzaam , en bijna onmerkbaar, zoo dat zij in acht
dagen niet meer dan eenen hal ven duim vorderen.
CCCXLVI. H E T KORAALMOS. (CQRALL1N A .)
Gejlachts-kent. De Ram geworteld, de haarvormige
fomtijds gelede takken zijn met eene gatige, kalkachtige
korst omkleed.
1. Cor. Corniculata. L . Sp. 4 , p. 3840. La-
m a r c k o. c. I I , p. 332, No. 17. Ellis Corall., p.
50, No. 6, T . 24, f. d. D. Pallas p. 424, No. 5.
Kent, Het is zamengeReld uit zeer digt aan elkander
gevoegde haarvormige takjes, ter hoogte van eenen
duim, die aan hnnne toppen vorkswijze in tweeën gedeeld
z ijn ; de onderRe leedjes zijn aan hun boveneinde
met uitRekende punten voorzien; de kleur is wit o f
roodachtig.
Woonpl. Langs onze kusten aan de Noordzee op
het zeekroos (Fucus natans) , tusfchen Scheveningen en
Katwijk.
CCCXLVII- HET BLAASKORALLYN.
(SE R TU L A R IA .)
Gejlachts-kent. De Ram geworteld, buis en horenachtig,
naakt en zoo wel als de takken met afgefcheiden,
zijdwaarts gerigte getande celletjes , van eene bekervor-
mige gedaante bezet.
I. Sert. Pumila. L. Sp. 2 , p. 3844. Lamarck
o. c. I I , p. 119, No. 14. Esper. Pjlzth. Sertul.
M 3 T .