
S duimen; dikte als een’ groven draad. De ronde buis,
welke het diertje bewoont, is driemaal langer dan het*
zelve; ftaat voor een derde gedeelte boven den grond
onder het water.
Woonpl. In de Noordzee en de Zeeuwfche ftroomen.
DE AMPHITRITE. (AMPHITRITE.)
Geflachts-kent. Het lijf lang, rolrondachtig naar
achteren fpits uitloopende, met eene menigte infnijdin-
gen en eene rij borftelige tepeltjes, de twee voelertjes
gepunt; digt bij elkander ftaande en gepluimd: eene rolronde
vliezige of lederachtige buis, die bij de meesten
bloot is.
i . Amph. Ventilabrum. L . Sp. 3? P- 3IÏI# Ëd. XII,
Sabella Penicillus. Ed. X. Serpula Penicillus. L a-
MARCK H. N. V , p. 3569 N°. I.
Baster Op. fubfec. I I , p. 63 , (66) T . V I , f. ï , 11.
Martini und chemnitz Systemat. Conchylien-cabinet
I , Th. f. 75 , T . 4 , f. 32. und 33.
Kent. De kop is rondachtig, en heeft twee armen,
uit welke vele haarvormige kieuwen voortkomen, welke
zich van hun fteunpunt als een waaijer uitfpreiden, dezelve
zijn hoog o f lichter rood met graauw en blaauwach-
tig wit gemengd; het lijf is in kleine vierkantjes verdeeld,
op den rug geelachtig w i t , langs de zijden groenachtig,
die met meer dan 100 pooten voorzien zijn, dienende
zoowel om te kruipen, als om te zwemmen. De kokers
zijn van buiten zeer oneffen, dikwijls met zeegewasfen
begroeid; van binnen effen en glad, een derde langer dan
het
het dier, van boven een pink dik, van onderen ter dikte
van een ganzefchacbt en open, de kleur is bruingiaauwi
Woonpl. In de Noordzee*
Voortt. In September en October losfen zij hunne
eijeren of kuit, uit welke de jongen in November voortkomen.
2. A mphi Aurieoma. L. Sp. 4 , p. 31111 Ed. XII.
Sabella granulata. L amarck II. N. V , p. 350, No»
ï . Pectinaria belgica. Pallas Misc. Zool. p. 1 1 7 ,
T. 9 , f. i , 2. Martini o. c. i , p. 70 , T . 4 , g.
27. K lein de Tub. mar. p. 7 , No. 2 , T . 13 , f. 5.
Kent. De van voren fchüins afloopénde kop, is met
Vier Voelertjes voorzien, van welke de voorfle de langde
z ijn ; en Voorts overdwars met twee katnvofmige goudkleurige
blaadjes, die zeer flerk glinsteren; aan den mond
bevinden zich een zeer groot aantal korte voelertjes; het
lijf is platachtig rond, naar achteren dunner afloopende,
aan beidé zijden met eene rij borstelvormige tepeltjes bezet
; op het tweede en derde lid liggen buitenwaarts vier
kamvormige kieuwen; langs de zijden bevinden zich vele
voetjes ; de rug is blaauw, de buik geeiachtig. Lengte
2 k a| duim. De buis , die uit fijn zand, met eene lijmachtige
doffe van het dier zamengedeld i s , heeft eetfe
lengte van 4 4 5 duimen.
Woonpl. Langs de dranden Van de Noordzee*
CCXCI. DE STEENBOORDER. ( T E R É B E L L A .)
Gejlachts-kent. Het lijf is lang; rondachtig zamenge-
drukt, naar achteren fpits toeloopende, aan beide de zijden
een rij . knoop- en borstelachtige tepeltjes; de mond
F ' is