
dwarfche ringsvvijze vazeltjes zamengefteld voordoen; op
de fluit ligt eene acbterftralige fter, iedere draal heeft
eene rib, uit welke wederom zijftralen voortkomen , met
vele kronkelige uitbreidingen; in het midden dezer ftar
bevindt zich eene opening, uit welke een vocht ontlast
wordt ; de kleur van het diertje is licht graauw en zijne
lengte omtrent één duim.
Woovpl. Op het Alcyonium vindt men het overal
van September tot December langs het Walcherfche zee-
ftrand.
V'jorit. De eijertros van dit flakje heeft in gedaante
veel overeenkomst roet een los opgerold fmal reepje papier
; hij is lijmerig van zellftandigheid, met vele ronde
korreltjes (waarfchijnlijk eitjes) vervuld. De paring van
dezelve is nog niet kunnen waargenomen worden.
Eigenfch. Bij het aanraken trekt het zich zamen; op
den rug gelegd rolt het zich in een als een’ egel, het
kruipt fchielijk voort, en houdt zich zeer vast aan het
koraal geheeht.
CCLXXXV. DE ZEERUPS. ( APHR.OD1TA.)
Gefiachts-kent. Het lijf kruipend , langwerpig rond ,
roet fchubben gedekt; wederzijds met borftelige pooten,
de mond rolrond; kan ingetrokken worden en heeft 2
ringvormige verdeelde borltelige voelertjes; in den kop
vier (lamarck II) oogen.
i . Aphr. Aculeata. L . Sp. ï , p. 3107. Lamarck
IL N. V , p. 307 , fp. 1. Halithea aculeata. ^De
gedoomde Zeemuis.
Baster Op. fubs I I , p, 62, (66) T . 6 , f . 1 , 2.
Pallas Miscell. Zool. p. 7 7 , tab. 7 , f. 1— 13. Se -
ba I , p. 141 , No. i , tab. 90 , f. 1.
Kent. Het lijf eirond , de fchubben van den rug zijn
ihet eene vezelig wolachtige ineengekronkelde ftoffe bedekt;
langs de zijden komen zaamgehoopte fterke doorntjes
vo o rt, omzet met eene ftoffe als floszijde, glinsterende
als goud en met alle de kleuren van den regenboog
; een weinig lager bevindt zich een knobbel, uit
welke drie hoopjes doorns, gelijk mede een vleeschachtig
kegelvormig uitwas voortkomen; de buik is overdwars
geplooid en overlangs liggen 3a tepelswijze uitfteekfels ,
welke aan den kop het kleinfte zijn en naar achteren
grooter worden, uit welke zwarte blinkende haren als
Varkensborstels voortkomen, welke het dier bijna geheel
binnen het lijf trekken en ter lengte van 6 of 8 lijnen
uitfteken kan; de mond onder den kop is van voren met
tvvee voelertjes voorzien. Lengte 5— 8 duimen.
Woonpl. Langs de Zeeuwfche ftranden, inzonderheid
die van het eiland Schouwen.
Voórit. Schijnt met die der visfchen overeen te komen,
bij de opening van dezelve in Junij vindt men de
mannetjes met hom en de wijfjes met kuit.
2. Aphr. Squamata. L. Sp. 3 , p. 3108. Lamarck
H. N. V , p. 309 , fp. 1. PöLYNOE Squamata.
Baster Op. fuhfc. I I , p. 66 , {69) T . t>, f. 5 , A.
B. Pallas Misc. Zool. p. 91 , T . 7 , f. 14. De ge-
fchubde Zeemuis.
Kent. Aan den kop zijn zes regt vooruitftekende voelertjes
, van welke 2 grooter zijn dan de andere; de
mond