
ftomp, naar achteren puntig, twee derde gedeelten van
het voorlijf zijn met korte fcherpe puntjes, als eene vijl
bezet; de eerfte mond ligt een weinig onder het vooreind
, de tweede onder aan den buik is grooter en kring-
rond, het daarvoor liggende baardje is rolrond en eenig-
zins gebogen, De ingewanden rood door de huid door-
fehijnende. Wit van kleur; 2* lijn lang en f van eene
lijn breed.
Waonpl. In de darmen van de geoorde vledermuis.
( Vespert. auritus.)
4. Fasc. Milvi. L . Sp. i o , p. 3054. Rud. I I ,
pars ima. p. 429. Distoma falcones Milvi. Syn.
p. 1 1 5 , No. 109 et p. 4 18 , No. 109. Distoma Echi-
nocephalum. Goeze Naturg. p. 173. Planaria
Latiuscula. Zeder. Naturg. p. 209, No. 2. Distoma
Milvi, De wouw’s Egelworm.
Kent. De rondachtige kop dunner dan het lijf, rondom
met regte ftekeltjes bezet; de voorde mond zeer
klein, de tweede een weinig grooter, ter dezer plaatPq
neemt het lijf (doch niet altijd) in breedte to e ; het overige
is lijnvormig, wordt naar achteren een weinig dunner
en is aan het eind ftomp. Lengte i£ lijn.
Woon-pl. In den regten darm van den wouw. (Fat-
co milvus.')
5. Fasc. Anatis, L . Sp. 1 3 , p. 3055. Fasc.
Gruis. L . Sp. 1 5 , p. 3055. Rud. I I , pars ima. p.
418. Syn. p. 1 1 5 , No. 106. Mant. p, 4 16 , No. 106
et 685. Dist. Echinatum. Jc. helminth , T . 10 ,
f, 4 , 5. Goeze Naturg. p. 174 , T . 13 , f. 8— 11.
(male), Planaria ter es por o Simplici, Zeper. Nachtfag.
p» 196. Dist. Anatis. ----- Naturg, p. 220 ,
No. 35. _ Dist. Echinatum. De ftekelige Egelworm.
Deze beide foorten van gme l in , zijn door rudolphi
Syn. boven aangehaald, tot ééne foort vereenigd.
Kent. De dikachtige kop is van het lijf onderfcheiden,
eenigermate niervormig en met korte regte dikke ftekels
omzet; de platte lange hals is van voren fmaller • het
lijf lijnvormig, de rug bol, de buik plat; de eerfte mond
ligt aan het vooreind, de tweede is aanmerkelijk verwijderd
, en tweemaal grooter; de opening van beiden is
kringrond. Vleeschkleurig , van 2— 7 lijnen lang , en
| lijn breed.
Woonpl. In de ftareend en wilde eeiid (Anas quer-
quedula et Boschas') in de fcholver (Pelican carbo') en
in den kraanvogel (Ard. gfus.)
6. Fasc. Anferis. L . Sp. 14, p. 3055. Rud. I I ,
pars. ima. p. 331. Syn. p. 84, No. 12, Mant. p.
344 , 12. Monostoma Ver rticofa. Zeder Nachtrag.
p. 155. Monost. Verruc. -—— Naturg. p. 189,
No. 7. Monost. Verruc. Frolich im Naturf. 24
St. p. 1 1 2 , T . 4 , f. 5— 7. De wratachtige Egelworm.
Kent. Langwerpig platachtig rond aan de bovenzijde
eenigzins bol en glad, de voorfte mond ligt voor aan
den k o p , doch wordt door eene daarover liggende door-
fchijnende huid bedekt, de tweede , digt bij den eerften
liggende, is klein, doch voor fterke verwijding vatbaar,
aan denzelven bevindt zich het begin der fpijsbuis, die
wegens de doorfchijnendheid van de huid zich als eene
ftreep vertoont en wederzijds met eene rij van elkander
af