
T . i , f, 3—* i r , en T . 2 , f. i— 3. De Aarsmade.
Le Strongle the Roundworm. D e r M a s tw u rm ,
S p r in g w urm.
Kenteeken. De kop ftomp, met drie zeer kleine
klepjes; het rolronde lijf verdunt zich naar de beide
einden; de ftaart eindigt in eene elsvormige bijna regte
punt. Lengte van 4 tot 5 lijnen; wit van kleur.
Woonplaats. Menigvuldig in den endeldarm der kin-*
deren, foms ook wel bij bejaarden, en in andere deden
van de darmbuis.
2. A s c . Lumbricoides. Linn. Spec. 2 , p. 3029,
E j. asc. Equi. Linny Spec. 2 3 , et asc. Suis. Linn.
Spec. 24, p. 3032. R ud. I I , pars. im a, p. 12 4 ,
Synops, , p, 3 7 , No. 1. Bremser, Icones Helmin-
thum Systema, rudolphi, Entozoologicum illustrantes,
T . 4 , f. 10, 11. Redi , De Animalculis yiyis quae
in corporibus animalium yiyorum reperiuntur, Amft.
3708, p. 4 9 , T . 10 , f. 1— 4. G oeze , p. 65. Asc.
Hominum. De Spoelworm, Menfchenworm. L'ascari*
de ombrical, The round Gut-worm. D e r g em e in e
S p u h lw u rm .
Aanm. In zijne bovenaangehaalde werken heeft ru~
dolphi deze drie foorten van linn. tot eene foort ge-
bragt, onder den naam van Asc. Lumbricoides.
Kent. De kop ingefneden en als met drie klepjes, die
zich openen en fluiten , waarvan er twee beneden en
een boven aan denzelven gelegen z ijn ; de mond ligt
vooraan in het midden van den kop; de flaart naar het
einde flompachtig is nogtans zeer dun. Lengte van 6
duim tot een'voet; de kleur doorgaans witachtig,.
Wüonpl
Woo'npH en voed/. In de dunne darmen van den
mensch, der runderen, van het paard, van den ezel en
het zwijn.
3. Asc. Canis. L . Sp. 6 , p. 3030. Rud. I I , pars.
im a, p. 138. A s c . Marginata. Je. helminth ,
T . 4 , f. 21. L amarck III , p. 208, No. 4. A s c .
Marginata. R edi , p. 19 5 , T . 1 7 , f. 3. G o e z e ,
p. 84. W erner , Vermium in intestinalium prafer-
tim taniee hitmana, brevis expofitio, A ° . 1782. Con-
tinuado I , p. 11 , T . 9 , f. 38-40- Lumbricus canis.
De gezoomde Spoelworm.
Kent. De kop platachtig, met drie zeer kleine klepje
s ; het fpilrond lijf wordt naar de beide einden dunner;
de ftaart is kort en ftompachtig; de zijde-vleugels
(Mcmbrana laterales) zijn digt aan den kop, en in het
midden langs de zijden van het lijf het breedst en worden
van daar allengs fmaller. Lengte 2— -7 duim. Wit
of wel graauwachtig bruin van kleur.
Woonpl. Menigvuldig in de dunne darmen van den
hond, in welke zij in een gerold liggen.
4. Asc. Visceralis. L . Sp. 7 , p. 3031. R ud, I I ,
pars. ima, p. 2 10, T . 2 , f. 1—4 , Syn. p. 31 et
260. Strongylus, Gigas. L amarck I I I , p. 204 ,
No. 3. Strong. , Gigas. Re d i , p. 40 , T . 8 , f.
1— 4. Kallas Spicil Fase. X IV , p. 39. De Reusach-
tigc Spoelworm.
Kent. Het mannetje is niet zoo lang als het wijfje
; het lijf wordt door ringswijze vezelen als verdeeld
, over de lengte is het met 8 ftrepen geteekend;
de kop heeft de rondte van eene fchijf, in zijn midden
A 5 ' ligt