
Meerkoet en van het waterhoentje (Fulica atra et
Cbloropus.)
4. Echin. Ardea. L . Sp. 15 , p. 3046. Rud. II,
pars. ima. p. 263. Syn. p. 7 4 , No. 43. Mant. p.
329, No. 43. Ech. iS'triatus. Goeze Naturg. p.
152, T . i i , f. 6 , 7 ( pesfima). Ech. Sitriatus. Zeder
Nachtr.p. 155,No. 20. id. De geftreepte Stekelfnuitworm.
Kent. De fnuit kort, rolrond, naar voren een weinig
dikker en met 12 rijen haakjes bezet; de kegelachtige
hals ongewapend; het voorfte gedeelte van het lijf
dat door een glad kerfje van den hals gefcheiden wo rdt,
is eerst kegelachtig doch vormt zich vervolgens kogels-
wijze , en is aan beide zijden met korte Rekeltjes digt
bezet, het overige gedeelte van het lijf is wederom on-
derfcheiden in datgene hetwelk bolrondachtig, en dat
fpilrond, dunner en ongewapend is. Lengte 5— 6 lijnen
, breedte ruim 1 lijn.
TVoonpl. In de darmen van den blaauwen reiger {Ardea
cinerea.)
5. Echin. Rana. L. Sp. 19, p. 3046. Rud. I I ,
pars. ima. p. 265. Syn. p. 67 , No. 18. Mant. p.
317, No. 18. Ech. Haruca. Jc. helminth, T . 6,
f. i i — 14. Goeze Naturg. p. 158, T . 1 2 , f. 10 ,
11. Ech. Rana. Zeder Naturg. p. 152, No. 9.
Ech. Rana. Pall. Elench. Zoophyt. p. 415, No. 7.
Taenia. Haruca. Het Zuigertje.
Kent. De kegelvormige korte fnuit is aan de punt
rondachtig en toet 6— 8 rijen achterwaarts gebogene haken
bezet; de hals, die zoo lang is als de fnuit, is bij
de meesten aan het vooreinde dunner; het rolronde lijf
is
is lang , verfchillend van gedaante , bij de meesten naar
voren dikker; het eind van den ftaart Romp. De kleur
is w it , de lengte omtrent een duim.
JVoonpl. In de darmen van den bruinen landkikvorsch
{Rana tempo rar ia.')
6. E ch. Anguilla. L . Sp. a i , p. 3046* Rud. It,
pars. ima. p. 259. Syn. p. 65, No. 10. Ech. Glo*
bulofus. j c . helminth, T . 6 , f. 5, 6. Zeder Na*
turg. p. 150, No. 4. EcH. Glob. Leeuwenhoek,
Derde Vervolg brieven, bl. 517, pl. , f. 1 en 2,
zijnde de 75e misfive. De AalRekelfnuitworm.
Kent. De fnuit langwerpig rónd, toet 6— 8 rijen
haar achteren omgebogen haken, en, even gelijk de hals,
lang en dun, als eene fcheede, het lijf rolrondachtig,
haar achteren in dikte éen Weinig verminderende. Wit
van kleur en 4— 6 lijnen lang.
Wöonpl. In de darmen van den aal, {Murana an-
guiliti) ; van de zwarte govie (Gobius niger) ; de fchar
{Pleuronectes linguatula). Muller vond hem in den
aal, in October en November; rudolphi in M e i, Ju-
hij en November; ik vond hem in denzelven ook in
September h. a»
7. Echin. Candidus. L . Sp. 4 3 , p. 3047. Ectf.
Lineoleatus. Sp. 24, p. 3047. Rob. I I , pars. ima*
p. 281 et ech. Lophii. Sp. 47. p. 3050. Ruß. I I ,
pars. itoa. 278. Syn. p. 71 , No. 32. Mant. p.
324 , No. 32. Ëch. Acus. &eder Naturg. p. 150,
No. 5. Ëch. A cus. MulLer , Zool. Dan. 1 , p. 46,
^ 37) f* 7—i4,i°* Ech* Candidus» De haaldvormige
Stekelfnuitworm.
C Aantn.